Saturday, March 29, 2014

Hoe de Europese verkiezingen het EU-debat op nationaal vlak kunnen beïnvloeden

Er is in de afgelopen vijf jaar veel veranderd.
Toespraak door Pieter Cleppe op het seminarie van het Nederlands Instituut voor Internationale Betrekkingen Clingendael in Den Haag over ‘Het veranderende Brusselse strijdtoneel’, 27 maart 2014.
In vergelijking met 2009 is er veel veranderd.
De EU werd voorpaginanieuws, dankzij de eurocrisis. Eindelijk raakte de bevolking geïnteresseerd, na zovele pogingen van de eurocraten, al was het dan misschien niet helemaal zoals die het in gedachten hadden. Het raakte het hart van het politieke debat. Nog nooit eerder was dit gebeurd, zelfs niet ten tijde van het referendum over de Europese Grondwet in Nederland en Frankrijk in 2005.
Ondanks de eindeloze berichten in de pers dat Wilders, Le Pen en co het Europees Parlement na mei zullen gaan domineren, tonen de peilingen niet aan dat het EP er fundamenteel anders zal uitzien. Zoals onderstaand overzicht van peilingen aantoont, blijven de twee grootste groepen met voorsprong de Europese Volkspartij (EVP/EPP) en de sociaal-democraten (S&D). Het spel binnen het Europees Parlement zal dus niet fundamenteel veranderen, ondanks de verdriedubbeling van de groep “Non-Inscrits” (NI) met Wilders, Le Pen en de FPÖ en het succes van de extreem-linkse GUE-groep:
Wat er wel lijkt te gebeuren, is dat protestpartijen (soms extreem-rechts of extreem-links zoals Le Pen of Syriza, soms gematigd rechts of gematigd links, zoals UKIP, AFD en Beppe Grillo) het goed zullen doen in vier cruciale landen, waaronder Nederland. Al zal dit weinig invloed hebben op de werking van het Europees Parlement, waar ze nog te klein zullen blijven om een echt verschil te maken, het kan grote druk op de EU-politiek zetten van hun nationale regeringen.
1. Nederland. 
Waarom is Nederland één van de cruciale landen?  Het wordt gezien als het tweede belangrijkste “Noordelijke” land binnen de eurozone, de secondant van Duitsland binnen de groep van de “netto-betalers”. Tot voor kort was Geert Wilders’ PVV in de peilingen de grootste partij. Maar ook de eurosceptische Socialistische Partij wordt steeds groter. Een goed resultaat voor Wilders en de SP zou niet enkel een afstraffing van de eurotransfers en machtsconcentratie op EU-niveau betekenen. Ook het vrij verkeer van personen, een kernverworvenheid van de EU, kan onder vuur komen als politici een antwoord willen geven op de wensen van Wilders.
Hoewel de stemming in Nederland is veranderd, willen de meeste Nederlanders de EU weliswaar niet verlaten. De Nederlandse regering staat dan ook vooral onder druk om hervormingen na te streven, waar ze oprecht haar best voor doet. Een belangrijk gevolg van de veranderde stemming is echter ook dat indien er zich een nieuwe financiële schok voordoet (wegens problemen met het Chinese bankensysteem, een Amerikaanseaandelencrash etc.) die de euro onder druk zet, het moeilijker zal worden voor de Nederlandse regering om in te stemmen met een tweede grote ronde van fiscale transfers (noot: het geven van een lening aan een rente die de markt nooit zou toekennen komt neer op een gift). Tevens is het onwaarschijnlijk dat Nederland zich nog flexibel zal opstellen ten opzichte van een toekomstige uitbreiding van de EU of in discussies over het uitbreiden van de Schengenzone naar Roemenië, Bulgarije of Kroatië.
2. Groot-Brittannië
Toen Tony Blair nog Prime Minister was beloofde hij aan de Britten een referendum over de Europese Grondwet. Frankrijk en Nederland stemden in 2005 echter de Grondwet al weg. Toen het Verdrag van Lissabon, dat volgens Valéry Giscard d’Estaing, de voorzitter van de Europese Conventie die de Europese Grondwet opstelde, “hetzelfde was qua inhoud” als de Europese Grondwet, loodste Blair het verdrag toch gewoon zonder referendum door het Parlement. Idem in Nederland.
Een jarenlange frustratie over hoe de EU zich sindsdien ontwikkelde, gecombineerd met de eurocrisis die de EU in een slecht daglicht stelde en de financiële crisis, leidden ertoe dat we nu sinds een paar jaar de voorstanders van een uitstap uit de EU in vele peilingen in de meerderheid zien. Wanneer in peilingen echter een derde optie, naast “IN” or “OUT”, wordt voorgesteld aan de Britten, namelijk “een hervorming van de EU”, is een overgrote meerderheid van de Britten voor een verder EU lidmaatschap. Dat is dan wel op voorwaarde dat de EU fundamenteel wordt hervormd en er bevoegdheden naar de lidstaten terugkeren.
De Britse Conservatieve Prime Minister Cameron beloofde verleden jaar een in/uit referendum te organiseren in 2017 indien hij herverkozen wordt in 2015. Dit zou moeten gebeuren na een hervormingsronde van de EU verdragen die hij denkt te zullen verkrijgen, hervormingen die moeten leiden tot een meer gestroomlijnde en minder centralistische EU. 
Ed Milliband, de leider van Labour, wil echter slechts een referendum organiseren wanneer er nieuwe bevoegdheden aan de Europese Unie overgedragen worden.
De UK Independence Party (UKIP) , een partij die de uitstap van het Verenigd Koninkrijk uit de Europese Unie bepleit, kwam onlangs voor de eerste keer als grootste Britse partij uit de bus in een peiling voor de Europese parlementsverkiezingen, wat de Tories sterk onder druk zet. Als UKIP effectief zo groot wordt in de Europese verkiezingen en Labour in 2015 de nationale verkiezingen zou winnen,  zou het goed kunnen dat de nieuwe leider van de Conservatieven ook voor EU-exit zal kiezen, om terug terrein te winnen op UKIP en Labour. 
Als er dan een nieuw verdrag komt dat effectief bevoegdheden naar de EU verscheept, waardoor Milliband een referendum organiseert, zou het wel eens goed kunnen dat het electoraat hier tegen stemt in een referendum, met als gevolg een Britse exit. Het effect van de EP-verkiezingen kan dus langdurige en verstrekkende gevolgen hebben.
Aan de andere kant is het meer waarschijnlijk dat een nieuw verdrag eerder enkel de status van de eurozone zal veranderen, zoals de Duitse Minister van Financiën Schäuble al meermaals suggereerde. Als Cameron er in slaagt om aan de macht te blijven, denkt hij een aantal toegevingen binnen te kunnen halen die de Britten van een “in” kunnen overtuigen, zeker als UKIP het zo goed zou doen. 
3. Duitsland  
Duitsland was na België altijd het land waar het minst EU-kritiek te horen viel. Met de nadruk op wás. Dat was voor de anti-euro partij Alternative für Deutschland, die tot 7% van de stemmen zou kunnen halen en al bijna de kiesdrempel van 5% haalde in de nationale verkiezingen in september. 
Dat was voor de kritiek op het eurobeleid vanuit de zeer gerespecteerd Bundesbank, niet enkel van voormalige Bundesbankbonzen zoals Axel Weber, Juergen Stark en Otmar Issing, maar ook van de huidige Bundesbank-voorzitter, Jens Weidmann, die voortdurend over het goedkoop geldbeleid en de lage rentevoeten klaagt, vanuit de Duitse ervaring uit het interbellum dat inflatie en expansief monetair beleid een samenleving kunnen ontwrichten.  
Dat was voor de grote processen bij het Duits Grondwettelijk Hof, zoals het proces tegen het Verdrag van Lissabon, waarbij de rechters in 2009 toen stelden dat het Europees Parlement “onvoldoende geschikt” was om “representatieve (…) beslissingen op basis van meerderheid” te nemen, en dat “zolang er geen uniform Europees volk” bestaat. 
Of zoals het proces tegen het ECB programma “Outright Monetary Transactions (OMT)”, waarbij de ECB belooft om onbeperkte steun aan eurolanden in nood te geven. De vraag of dit programma onwettig is werd door het Duits Grondwettelijk Hof naar het EU-Hof in Luxemburg verwezen, waarbij de Duitse rechters wel duidelijk maakten dat ze het als onwettelijk beschouwen, tenzij onder de eigen, strikte voorwaarden misschien. Ze maakten bovendien duidelijk dat ze maar al te graag bereid zijn om een rechtstreekse clash aan te gaan met het EU-Hof in Luxemburg. 
Of zoals het proces tegen het “Europees Stabiliteitsmechanisme” (ESM), dat de Duitse rechters wel onlangs als wettelijk beschouwen, maar er wel een limiet voor instelden van 190 miljard euro als Duitse bijdrage, die enkel door de Bundestag kan worden gewijzigd.
Ook op vlak van migratie- en energiebeleid is toon tussen enerzijds Duitsland en anderzijds de Europese Commissie de laatste jaren veel scherper geworden.
Het mag alleszins duidelijk zijn dat hoe beter AfD het doet, hoe meer de Duitse instellingen een euro – kritische reflex zullen aannemen. 
4. Frankrijk
Frankrijk heeft een rijke traditie van hang naar soevereiniteit, zoals men bijvoorbeeld kon zien bij de “lege stoel” crisis in de jaren ’60, toen President De Gaulle weigerde om Frankrijk nog langer te laten deelnemen aan Europese vergaderingen als Franse veto’s niet gehandhaafd bleven. Het zogenaamde “Luxemburg-compromis” in 1966 loste dit probleem op. Dit was een verklaring die een feitelijk vetorecht aan elke lidstaat toekende in zaken waar zeer gewichtige belangen van één of meerdere lidstaten op het spel stonden, een regeling die gold tot in 1986, wanneer vanaf de Europese Akte meer en meer stemmingen bij gekwalificeerde meerderheid werden ingevoerd.
Niettemin was Frankrijk niet het meest EU-kritische land in de voorbije jaren. Dat komt voornamelijk omdat het land een netto-ontvanger is van Europese hulp binnen de context van de eurocrisis, gezien het feit dat de Franse banken zo kwetsbaar zijn en ze een meer activistische ECB, en al zeker een transferunie, maar al te goed kunnen gebruiken. 
Dat kan veranderen, met Marine Le Pen. Als zij het effectief zo goed doet als de peilingen aangeven, zal Frankrijk niet zo makkelijk de Duits-Nederlandse voorwaarden voor fiscale transfers binnen de eurozone aanvaarden. En dat kan dan op zijn beurt weer de steun voor de eenheidsmunt in Noord-Europa verzwakken. 
Le Pen is onmiskenbaar een product van de financiële crisis, die Frankrijk hard treft, en de eurocrisis, die het land niet toelaat om uit het dal te kruipen via de oude beproefde methode – de devaluatie, terwijl ook grote economische hervormingen taboe blijven. Het concrete gevolg van een zege van Le Pen kan zijn dat men poogt om de aandacht af te leiden van de economische problemen door het vrij verkeer van personen aan te pakken. Zo kan de eenheidsmunt, die bedoeld was om de Europeanen dichter bij elkaar te brengen, net één van die grote Europese verworvenheden ondermijnen. 
Maar laat ons eindigen op een positieve noot. Naast de protestpartijen hebben mainstreampartijen in bijna elke lidstaat voorstellen gedaan om de EU te hervormen. Angela Merkel zei dat het denkbaar is om bevoegdheden terug te geven aan de lidstaten, de CSU wil minder Europese overregulering, en de Europese Commissie zelf heeft al een eerste bescheiden aanzet gegeven, met REFIT. Frans Timmermans vraagt de mogelijkheid van een rode kaart voor nationale parlementen en een kleinere Commissie. De Britse regering wil dat zo ongeveer allemaal ook. En Rachida Dati, een lid van de Franse oppositie en een belangrijke bondgenoot van de man die veel kans maakt om opnieuw Franse president te worden, Nicolas Sarkozy, zei op ons congres van Open Europe in januari in Londen dat ze wil dat Frankrijk zich meer inspireert op de Europese ideëen van de Britse Premier Cameron. 
Er is dus alvast een goede kans dat zo’n hervormingen na alle retoriek ook zullen worden geïmplementeerd. Dat kan zeker helpen om de bevolking aan boord te houden.

Friday, March 14, 2014

Eurocraten krijgen alweer meer loon



Gepubliceerd op De Dagelijkse Standaard

In de media kwam het nauwelijks aan bod, maar deze week stemde het Europees Parlement voor een verhoging van de lonen van de EU – ambtenaren voor 2012 met 0,8%. Om precies te zijn gaat het om een aanpassing met terugwerkende kracht van hun lonen en pensioenen vanaf 1 juli 2012. 

Dit stoot tegen de borst. Niet zozeer omwille van het absolute bedrag. Een 3000 euro voor Europese Commissarissen is werkelijk “peanuts” vergeleken met het “minimumloon” van makkelijk 180.000 euro per jaar waar ze recht op hebben gedurende drie jaar na het verlaten van de dienst  (de Commissie garandeert immers dat elke ex-EU Commissaris gedurende drie jaar 40 tot 65% van zijn of haar vroegere loon moet verdienen om de “transitie” naar de wereld van de gewone stervelingen niet al te pijnlijk te maken, en stort in het geval ze niet zoveel verdienen het verschil). Ook een 1000 euro extra is voor Europarlementsleden niet meer dan een aalmoes, als je weet dat ze maandelijks een 4000 euro op hun rekening gestort krijgen voor “onkosten allerhande” die ze niet hoeven te bewijzen, bovenop hun loon van 6000 euro netto per maand en een intekenvergoeding van 300 euro per dag. Een gewone eurocraat, waarvan het loon gemiddeld 91.064 euro bruto per jaar bedraagt, ten minste als ze (zoals 70% doet) 16% extra als “expatvergoeding” ontvangen, moet het zelfs met nog minder extra loon stellen. Het mag dan ook geen verwondering wekken dat dit de reactie van de vakbond van de EU-werknemers was: “We starten dus met het voorbereiden van juridische actie!” . 

Hier is hun email: 

“From: FFPE [mailto:FFPE@europarl.europa.eu]
Sent: 07 March 2014 12:42
To: Parlement Européen
Subject: Adaptation 2012 de 0.8% et action en justice/ 2012 0.8% ajustement and legal action

Dear colleagues,

As predicted, the Presidency managed to find a qualified majority within Coreper I this morning. The EP can therefore now vote through the agreed deal (0% for 2011 and 0.8% for 2012) next week.
We can therefore now start preparing legal action! 

The FFPE Committee”

(Voor de liefhebbers van berichtgeving door de EU-vakbonden, klik hier)

Eigenlijk is het echte probleem ook niet dat de lonen al zo hoog zijn. In een ideale EU zouden de vele overbodige EU-agentschappen en ambtenaren natuurlijk aan de deur worden gezet, maar de weinige ambtenaren die in de Commissie zouden overblijven om de lidstaten te wijzen op het naleven van het vrijhandelsverdrag (en dus niet dat zelfde verdrag misbruiken om allerlei regelneverij op de Europeanen los te laten) zouden wat mij betreft althans goed mogen worden betaald. 

Een eerste stap zou het aanpakken zijn van de excessieve voordelen van de generatie EU-ambtenaren die al van voor 2004 aan de slag waren. Zij waren immers helemaal niet bereid om te delen met de ambtenaren uit de nieuwe EU-landen na de “grote uitbreiding”. Een hervorming van het EU-ambtenarenstatuut geldend vanaf 2004 voorzag dan ook zowel een vermindering van de excessieve voordelen als het behoud van de bestaande voordelen en “verworven rechten” voor zij die reeds aan de slag waren. De Commissie beweert dat er hierdoor tegen 2020 zelfs 8 miljard euro bespaard zal worden. Nagenoeg één op vier van de 46.000 Commissie-ambtenaren zou volgens CDU-verkozene Inge Graessle een 10.000 euro bruto per maand verdienen. Het hoeft geen betoog dat dit vaak gaat om oudere eurocraten, die uiteraard ook van een bijzonder hoog pensioen zullen genieten, omdat dit deels van hun loon afhangt.

Toen ik verleden jaar hierover in debat ging in het Europees Parlement, op een hoorzitting georganiseerd door SP-europarlementslid Dennis de Jong, die op dit vlak excellent werk levert in Brussel, kreeg ik vreemd genoeg steun voor mijn kritische kijk vanwege een groep EU-ambtenaren die zich hadden verenigd onder het banier “Generation 2004”. Naast het aanpakken van de “verworven rechten” van de oudere, extreem overbetaalde groep EU-ambtenaren zou een bescheiden hervorming er bovendien in kunnen bestaan dat men enkel nog 16% extra loon als “expatvergoeding” opstrijkt gedurende een beperkte periode en niet levenslang, zoals nu het geval is.

Het echte probleem dan met de loonsverhoging voor 2012 is  dat voor de zoveelste maal bewezen is dat de Europese Unie een bestuurlijke kaste op zich vormt, waar de échte eigenaars van dit bestuursniveau, namelijk de lidstaten, de controle over kwijt zijn. De lidstaten, die in de voorbije jaren bijna allemaal kosten-besparingen hebben doorgevoerd in de publieke sector, hadden voor deze –al bij al triviale – beslissing voorgesteld om net zoals in 2011 een bevriezing van de lonen te eisen. Voor 2011 was de Europese Commissie naar het Europese Hof van Justitie gestapt. Na een hele procedure, waarbij de Advocaat-Generaal eerst adviseerde om de Commissie in het gelijk te stellen, besloot het Hof uiteindelijk toch de lidstaten gelijk te geven. Ondanks deze overwinning slaagden de lidstaten er niet in om voor 2012 hun wens voor een bevriezing van de lonen van de ambtenaren door te drukken, maar krijgen de EU-ambtenaren, met dank aan een samenspannen van de Commissie en het Europees Parlement alsnog loonsopslag. 

Het Europees Parlement mag dan wel rechtstreeks verkozen zijn, dat volstaat alvast niet om ook een legitieme vertegenwoordiger van de burger te zijn, want die heeft nog maar weinig vertrouwen in de EU. In zowat elke peiling in zowat elke lidstaat is dat vertrouwen voorbije jaren gezakt naar een dieptepunt. In Italië heeft bijvoorbeeld nog maar 29% van de bevolking vertrouwen in de EU. In 2000 was dat 57%. Dat de euro daar veel mee te maken heeft en het falen van de euro alle goede aspecten van de EU ondertussen ondermijnt, mag trouwens duidelijk zijn. 

Het Griekse Raadsvoorzitterschap, dat in theorie alle lidstaten vertegenwoordigt, besloot om toe te geven aan de Commissie en een terugwerkende loonsverhoging van 0,8% toe te staan voor 2012. De vraag is in welke mate het Griekse voorzitterschap effectief een mandaat genoot om de eis om de lonen te bevriezen op te geven. Wanneer kleine landen het roer van de Raad overnemen heeft de Commissie nogal de neiging om mee aan het roer te zitten als “adviseur”. Het lijkt hier om een symbolisch dossier te gaan, maar de eurocraten en euro-parlementsleden over wiens loon het hier gaat worden door deze beslissing directer getroffen dan door vele van hun beleidsbeslissingen, die een enorme impact hebben op de Europeanen.  Daarom moeten de lidstaten de kans om alsnog orde op zaken te stellen niet laten liggen. Op 14 april dienen zij nog hun finale zegen te geven en kunnen zij de Commissie-ambtenaren en Europarlementsleden een signaal geven dat ze de controle over de EU terug willen. 




Saturday, March 01, 2014

Waar blijft de inflatie?

Gepubliceerd op DDS

De officiële inflatiecijfers in de eurozone dalen maand na maand, de kosten voor Italië om te lenen bereiken de recordlaagtes van 2006, ondanks het feit dat de staatsschuld er nooit hoger was, politici kreten er uit dat de Italiaanse staat nu toch wel ruimte moet hebben om wat meer uit te geven, Portugal groeide het laatste kwartaal van 2013 sterker dan Duitsland. Alles gaat goed, de euro is niet langer in crisis. Dankzij het moedige beleid van Mario Draghi, José Manuel Barroso, Angela Merkel en co werd het continent van de ondergang gered. 

Het klinkt allemaal te mooi om waar te zijn, en is het dus wellicht ook. 

Wat verklaart de dalende inflatiecijfers, ondanks de extreme acties van de ECB de afgelopen jaren?Los van de OMTbelofte van de ECB, die tot dusver nog niet werd geactiveerd, bestonden die acties onder meer uit het het zogenaamde “Securities Markets Programme” (SMP), waarbij de ECB voor een 200 miljard euro overheidsobligaties opkocht van landen in problemen om hen te ondersteunen. Daarbovenop was er echter het beleid van de ECB (sinds 2009 reeds, een jaar voor de eurocrisis echt losbarstte) om de voorwaarden voor onderpand dat het van banken aanneemt in ruil voor hun financiering drastisch te versoepelen. Als gevolg daarvan konden Griekse banken toch het hoofd boven water houden door Grieks overheidspapier te blijven slijten aan de ECB, ondanks de verlaagde Griekse kredietwaardigheid. Daardoor verkreeg diezelfde ECB echter heel wat risicovol staatspapier van landen in crisis in bezit. Dit loopt makkelijk op tot drie of vier maal de grootte van het SMP. 

Daarbovenop verstrekte de ECB nog een 1000 miljard euro bruto aan zeer goedkope LTRO – leningen aan banken, die in Italië en Spanje veel van dat geld gewoon met winst op hun beurt aan hun armlastige overheden leenden, waardoor ze de reeds innige link met hun overheid nog versterkten (iets wat de ECB net zegt tegen te willen gaan). Ondertussen leidt de privé-sector in Italië en Spanje onder hoge rentevoeten en is het dus diezelfde privésector die de herstructurering van de economie torst. 

Last but not least was er ook  de kunstmatig lage rente, die de spaarders in Noord – én Zuid – Europa hard treffen, een fenomeen dat eigenlijk al dateert van de beslissing midden de jaren ’90 om de euro in te voeren. Het vooruitzicht op een grote gemeenschappelijke Europese munt waartegen minder makkelijk kon worden gespeculeerd in het geval iets te los werd omgesprongen met de geldpers maakte het aangaan van schulden goedkoper. Daarbovenop, eenmaal de euro er was, verlaagde de ECB de rentevoeten stelselmatig. De andere monetaire grootmachten, zoals de V.S., volgden een gelijkaardig pad, met een zoveelste financiële crisis in 2008 tot gevolg. 

Hoe komt het dan dat we in de officiële inflatie-statistieken hier de gevolgen niet van zien? Komt het door het feit dat de ECB naar eigen zeggen haar acties “steriliseert” nadat ze met nieuw gecreëerd geld overheidsobligaties koopt? Ter compensatie neemt de ECB dan deposito’s van banken over. Recent lukt het steeds moeilijker om dit te doen en als gevolg daarvan gaf de Bundesbank de eis tot sterilisatie op. Zelfs in het geval dat laatste lukt, is er, aangezien de ECB onbeperkt krediet verstrekt aan diezelfde banken, wel degelijk sprake van een kunstmatige expansie van de geldmassa. Banken kunnen immers het verlies aan deposito’s die dienen om te steriliseren goedmaken door extra krediet bij de ECB op te nemen. Als zelfs dat politiek moeilijk wordt, bijvoorbeeld in het geval van Griekse banken omdat die soms enkel nog maar rommel-overheidsobligaties van Griekenland als onderpand kunnen aanbieden, is er nog steeds het systeem van “Emergency Liquidity Assistance”, oftwel ELA, waarbij die Griekse banken een lening kunnen verkrijgen van de Griekse Centrale Bank, en niet van de ECB, op voorwaarde dat hier binnen de ECB geen 2/3 meerderheid tegen stemt en het enkel om liquiditeitssteun gaat, en niet ter ondersteuning van failliete banken is (een betwijfelbare zaak of dat het geval is. Er was uiteraard nog nooit een 2/3 meerderheid tegen en hoewel het risico voor die leningen bij de Griekse Centrale Bank ligt, mag het duidelijk zijn dat als die failliet gaat en de verliezen dus naar de Griekse staat gaan, diezelfde verliezen opnieuw bij de andere eurostaten terechtkomen, zolang ze bereid zijn om de Eurozone overeind te houden op zijn minst. Om samen te vatten: de ECB voorziet onbeperkte liquiditeit voor welke bank dan ook. In het geval van Griekenland ging er in december alleen al bijvoorbeeld 63 miljard euro vanuit de ECB naar de Griekse banken en verstrekte de Griekse Centrale Bank hen 9 miljard euro. 

Is het economisch principe “There is no such thing as a free lunch” dan niet langer van toepassing? Het lijkt er op dat sommige experts dit geloven. De Belgische econoom Paul De Grauwe, die les geeft aan de London School of Economics (LSE), waar het geloof in het Keynesiaanse gratis-verhaal veel aanhang geniet, schreef onlangs het volgende: 

“De machtsgreep van de Duitse rechters is verontrustend. De argumenten die de rechters gebruiken om het OMT-programma te ontkrachten en onbruikbaar te maken, getuigen van een onbegrip over de werking van een muntunie en over de rol van de centrale bank. Een van de belangrijkste argumenten die de rechters in Karlsruhe gebruiken, is dat een aankoop van staatsobligaties het risico inhoudt dat de Duitse belastingbetalers zullen moeten opdraaien voor de mogelijke verliezen die de ECB hierbij zou kunnen leiden.

Nochtans is daar niets van aan. Een voorbeeld zal dit verduidelijken. Veronderstel dat de ECB in het kader van het OMT-programma voor één miljard euro aan Spaanse staatsobligaties zou kopen, en veronderstel dat de rente op die obligaties 4 procent is. Het gevolg van die aankoop is dat de ECB jaarlijks 40 miljoen euro aan intrestbetalingen krijgt van de Spaanse schatkist. Die intrestopbrengsten van de ECB worden op het einde van het jaar doorgespeeld naar de nationale banken van de lidstaten die het verder doorspelen naar de schatkist van hun land. Die verdeling gebeurt op basis van het kapitaalaandeel van elke lidstaat. Als grootste land heeft Duitsland het grootste aandeel en krijgt het dus het grootste deel van die intresten. De Duitse belastingbetaler betaalt niets, integendeel, hij ontvangt intrest. Mocht de Spaanse overheid tot betaalstaking overgaan, dan zou deze geldstroom stoppen, meer niet.”

In het kader van het voorbeeld van De Grauwe zal iedereen zich de vraag wel stellen of de ECB die één miljard euro die het betaalde voor haar “claim” op Spanje wel kwijt is in het geval van een Spaans faillissement. Tenzij De Grauwe er van uit gaat dat Spanje uiteindelijk wel betaalt, maar dan is er geen sprake van een faillissement. Misschien nemen Keynesianen aan dat die één miljard euro gewoon uit het niets komt? Waarom dan zo bescheiden zijn en niet onmiddellijk alle financiële problemen van deze wereld via de drukpers oplossen? We kunnen wellicht blijven gissen. Feit is dat in de echte wereld het geven van een lening aan een niet-kredietwaardige tegenpartij een zeer riskante zaak is.

De belangrijkste verklaring voor het uitblijven van “inflatie” in de zin van prijzenstijgingen is dat muntontwaarding door het artificieel manipuleren van de geldmassa niet noodzakelijk tot prijzenstijgingen moet leiden. De gigantische schuldenbergen in Europa leiden tot “deleveraging”: het verkopen van activa, het herstructureren van ondernemingen, het dalen van vastgoedprijzen en lonen. Als gevolg daarvan is er een krimp van de totale geldmassa in de eurozone aan de gang sinds 2012, maar zonder de uitzonderlijke maatregelen van de ECB zou die krimp natuurlijk nog veel groter geweest zijn, en zouden we dus echt “deflatie” of algemene prijsverminderingen zien, wat nu nog niet het geval is. De ECB wil vooral “deflatie” vermijden, want denkt voornamelijk vanuit het standpunt van zij die veel schulden hebben (overheden dus). Dit heeft echter als gevolg dat de prijzen nu min of meer constant blijven en consumenten niet kunnen genieten van prijsdalingen die een economisch herstel mogelijk maken. Een jonge Spanjaard zou in een deflatie-scenario bijvoorbeeld kunnen genieten van lagere vastgoedprijzen. Spaarders  zouden kunnen genieten van lagere consumentenprijzen. Omdat de lonen ook zouden zakken, is het een bittere pil, wat ook de reden is dat het heel wat weerstand van politici oproept.

Er zijn daarbovenop nog enkele redenen waarom we geen inflatie zien. Het duurt vaak een tijdje eer de liquiditeiten zich doorzetten van de balansen van banken, die de eerste ontvangers zijn, naar de reële economie. 

Bovendien, omdat we in een geglobaliseerde wereld leven, doen veel van de mis-investeringen als gevolg van de kunstmatig gecreëerde euro’s zich voor buiten de eurozone, en het hetzelfde geldt voor de kunstmatig gecreëerde dollars. Volgens John Mauldin, een gerenommeerd investeerder, is de oorzaak van het dalen van de rente op overheidsobligaties van eurolanden sinds 2012 zelfs niet zozeer de OMT-belofte van Draghi, maar de grote groei in de balansen van de Federal Reserve en de Bank of Japan. Verdere verklaringen zijn onder meer de manier waarop de ECB inflatie meet (een debat op zich), bijvoorbeeld zonder veel rekening te houden met vastgoedprijzen. Zeker in Duitsland zijn in die sector de laatste jaren sterke stijgingen te merken. 

In de jaren ’70 woedde er een debat of er nu al dan niet voor werkgelegenheid moest worden gekozen (wat in het toenmalig jargon dan in het voordeel van de “arbeidersklasse” zou zijn) of eerder voor inflatiebestrijding (naar verluidt dan een zorg van het “kapitaal”). De theorie dat men via de drukpers jobs kon creëren werd al snel onderuit gehaald door de realiteit van “stagflatie”: een economisch fenomeen waarbij inflatie gepaard ging met economische stagnering en werkloosheid. Velen willen maar al te graag experimenteren of het in 2014 misschien wél mogelijk is om ongestraft jobs of groei via de drukpers te creëren. Zij zijn wellicht even weinig op de hoogte van de lessen van de jaren ’70 als men in de jaren ’70 zich bewust was van de lessen van de jaren ’20, waar in Duitsland de hyperinflatie deels het gevolg was van het geloof dat de overheid voor “volledige werkgelegenheid” zorgen via de centrale bank.

Centrale bankiers zouden niet liever willen dan een 5% inflatie te creëren en nemen maar al te snel verkeerdelijk aan dat zij de volledige controle hebben om dat tot stand te brengen. Zij vergeten dat zij enkel de mogelijkheid hebben om de geldmassa te vergroten of te verkleinen. Zij hebben geen controle over het vertrouwen dat investeerders en burgers stellen in het centrale bank - geld. Als dat massaal wordt gedumpt ten voordele van tastbare roerende en onroerende goederen, verliest het zijn waarde, kennen we forse prijsstijgingen en wordt de economie uiteindelijk ontwricht. Het lijkt er op dat we nog wel een stuk van dat punt verwijderd zijn, maar de verleiding voor de ECB om een nieuwe ronde LTRO-leningen te verstrekken, de interestvoeten te verlagen, of allerlei activa aan te kopen in de hoop om deflatie te bestrijden lijkt groot.
Zijn er dan geen lichtpuntjes aan de horizon? Zeker wel. Recente groeicijfers tonen aan dat de probleemlanden in de eurozone die heel wat maatregelen hebben doorgedrukt om de concurrentiekracht ten opzichte van Duitsland te herstellen (dat zijn Portugal, Spanje, Griekenland en Ierland, zoals we met Open Europe aantonen in 2012), sindsdien meer verbetering in economische groei kennen dan landen die nog maar weinig actie hebben ondernomen (Italië) of zelfs in de verkeerde richting gaan (Frankrijk). Italië en Frankrijk lijken ter plaatse te trappelen met licht negatieve of nulgroei, terwijl in Portugal en Griekenland de krimp van de economie toch minder groot is. Spanje zit er wat tussenin. Ierland kent dan weer al drie jaar op rij positieve groei. Dat bewijst dat de begroting op orde brengen zeker op een aantal jaar tijd verbeteringen kan brengen. 

Het is alleen jammer dat al die inspanningen wel eens tevergeefs zouden kunnen zijn. De vele systeemfouten van de euro zijn verre van opgelost. De OMT – bluf heeft tijd helpen kopen, maar de recente uitspraak van het Duitse Grondwettelijk Hof geeft al aan dat er sowieso sterke politiek-juridische limieten bestaan aan het “onbeperkt” karakter van dit ECB-instrument. Bij de volgende wereldwijde financiële shock (een crash van de Amerikaanse aandelenmarkten, problemen bij de Chinese banken, …) komen de eurolanden met hun hoge private en publieke schuldengraad natuurlijk snel in de problemen. Dan is het maar de vraag of de Noord-Europeanen bereid zullen zijn tot een tweede grote ronde miljardentransfers.