Friday, May 30, 2014

25 mei: de laatste waarschuwing door de Europese kiezer?



Gepubliceerd op De Dagelijkse Standaard en Doorbraak

De uitkomst van de Europese verkiezingen was zoals verwacht. De opkomst was met 43,09% nagenoeg even laag als vijf jaar geleden, toen met 43% het laagste peil ooit. Overal in Europa, vooral dan in de eurozone, deden protestpartijen het goed. Van extreem-rechts in Frankrijk (dat men al dan niet “rechts” kan noemen) over burgerlijk-conservatief in Duitsland (Alternative für Deutschland) tot populistisch-links in Griekenland (Syriza) overtroffen ze de verwachtingen. Enkel Geert Wilders deed het iets minder (al kon hij toch vier van zijn vijf zetels behouden), wat uiteraard veel te maken had met zijn wansmakelijke oproep voor “minder Marokkanen”. 

Met Open Europe berekenden we dat de protestpartijen maar liefst 30% van de zetels in het EP in de wacht wisten te slepen, terwijl dat maar 21% was in 2009. 

 
Die partijen zullen wellicht niet veel invloed hebben binnen het EP, als gevolg van hun sterke onderlinge verschillen, maar ook door het feit dat meer dan 60% van de zetels nog wordt ingenomen door partijen die voor het status quo of voor nog meer concentratie van macht en geld op het EU – niveau zijn. De kritische EU-hervormers verliezen ondertussen aanhang in dit vals alles-of-niets-verhaal.  

De protestpartijen zullen echter des te meer invloed hebben op de nationale politiek. Nu reeds is dat te merken. Een overzicht:

België, Nederland, Duitsland, Oostenrijk

Terwijl België zich eerder zorgen maakt over de nationale politiek, maar de N-VA met een “eurorealistisch” discours het toch goed doet in het land waar de EU-instellingen hun zetel hebben, heerst in Nederland het EU-debat volop. Premier Rutte gaf voor de verkiezingen al aan dat hij wil dat de EU zich tot enkele kerntaken beperkt (in een gemeenschappelijk commentaar met de leider van de Duitse liberalen). Zelfs D66-leider Pechtold stelt dat er voorlopig beter geen extra bevoegdheden naar de EU worden overgedragen, gezien het gebrek aan draagvlak daarvoor. Of deze politici zich aan hun woord zullen houden is maar de vraag, maar ze maken het zichzelf op zijn minst moeilijker om het omgekeerde te doen wat ze zeggen. In elk geval staan de Belgische liberalen met hun euro-centralistisch verhaal meer en meer geïsoleerd, ook al omdat de Britse Lib Dems op één verkozene na werden weggeveegd uit het Parlement. De grondstroom in de samenleving verlangt een einde aan de bijna obsessieve groei van de macht van de eurocraten.

In Duitsland haalde de anti-euro partij AfD maar liefst 7 zetels (en 7% van de stemmen, van 4,7% in de nationale verkiezingen in september). Commentatoren, zoals bijvoorbeeld de centrum-linkse Sueddeutsche Zeitung, schrijven dat de strategie om de partij te diaboliseren als “rechtse populisten”  gefaald heeft, en dat de gevestigde orde het debat moeten aangaan over taboe-onderwerpen zoals de eurocrisis of immigratie.
De Duitse Minister van Financiën, Wolfgang Schäuble, reageerde als volgt: “we hebben een meer intelligente Unie nodig…Geen onbezonnen nastreven van meer Europa (…) Een intelligent geïntegreerd Europa kan uiteindelijk ook minder Europa betekenen”. Hij voegt er aan toe dat de EU zich beter “concentreert” op een beperkt aantal domeinen en noemt onder meer handel, financiën en muntbeleid. Dat betekent dat de Duitse regering zich in feite aansluit bij de Nederlandse, die ook het aantal domeinen waar de EU zich mee inlaat wil omlijnen. Allemaal nogal vaag, maar duidelijk vooruitgang in het tot de orde roepen van de EU.
In Oostenrijk tenslotte, lijkt extreem-rechts weer helemaal terug na de inzinking na regeringsdeelname. De partij had eerst een figuur aan de top van de lijst die de EU “Een conglomeraat van negers” noemde, voor ze hem er terug af smeet. Dat 20% van de kiezers niettemin hun vertrouwen geven aan deze partij, die heel wat gelijkaardige incidenten kende, is vooral een bewijs van het falen van de Oostenrijkse mainstream-partijen om het debat aan te gaan over de euro en immigratie. 

Verenigd Koninkrijk en Scandinavië
 
Het VK en Denemarken zijn geen lid van de eurozone, maar toch werden UKIP en de Deense Volkspartij er de grootste, wat aangeeft dat het ongenoegen niet enkel terug te voeren is op de euro-transfers en de Europese inmenging in nationaal begrotingsbeleid. Ook in Zweden slaagde extreem-rechts er in om twee zetels te bemachtigen. Het leidde de Zweedse Premier Fredrik Reinfeldt er alleszins toe om een top te beleggen volgende week in Zweden met zijn centrum-rechtse bondgenoten Merkel, Cameron en Rutte. Vorig jaar slaagde dit bondgenootschap er in om de lange termijn EU – begroting – licht te verminderen. Wie het EU-debat volgt, weet dat dit een niet te onderschatten precedent is. Het is nog onduidelijk wat hun gemeenschappelijke doelstelling is, maar na de uitlatingen van de Schäuble lijkt het er op dat Rutte en Cameron wel eens succes zouden kunnen boeken in het overtuigen van Merkel om voor een beperking van de taken van de EU te pleiten. 

Zuid-Europa

Net zoals in Noord-Europa leiden de protestpartijen tot een grotere terughoudendheid bij politici ten opzichte van EU-inmenging. In Frankrijk haalde het FN een gigantische overwinning: maar liefst één op vier kiezers stemden voor de partij. Daarbovenop stemden 4% voor het “soevereinistische” Debout la République en 6% voor eurosceptisch extreem-links. De PS van President Hollande werd vernederd met 13%. Het leidde hem ertoe om te stellen dat de EU "onleesbaar, afstandelijk en onbegrijpelijk" was geworden en "zich moet terugtrekken waar dat nodig is". Net voor de verkiezingen had Nicolas Sarkozy, die een goede kans maakt om in 2017 opnieuw Frans President te worden, reeds gezegd dat “niet minder dan de helft van de huidige bevoegdheden [van de EU] moet worden afgeschaft en teruggegeven aan de lidstaten”. Hij opende ook een aanval op de Schengen-zone en stelde voor dat die enkel nog zou bestaan uit landen die hun migratiebeleid naar Brussel willen overhevelen. Het mag als waarschuwing dienen: een falende economie, deels een gevolg van het feit dat Frankrijk met een overgewaardeerde euro, onstabiele banken en te veel schuld zit opgezadeld, leidt Franse politici niet tot een herdenking van die euro, die de schuldenexplosie toeliet, maar integendeel tot nog verdere machtsconcentratie in Brussel op sommige gebieden. 

In Italië deed de nieuwe centrum-linkse regering het wel goed, grotendeels op basis van beloften allerhande, terwijl de clown Beppe Grillo nog steeds 21 haalt, minder dan de 25% in nationale verkiezingen. In Spanje haalde een linkse protestpartij, Podemos, die slechts in maart werd opgericht, vijf zetels uit het niets en in Griekenland waren Syriza en de neofascistische Gouden Dageraad de winnaars. Het mag duidelijk zijn wat er gebeurt wanneer de solidariteit in de eurozone bij een nieuwe crisis opnieuw wordt getest: dan is de bewegingsruimte van het establishment om opnieuw Troika-programma’s op te leggen en de ECB brieven te laten schrijven met beleidsinstructies een stuk kleiner geworden. Wat het getergde Noord-Europa nog minder welwillend zal maken om opnieuw geld op tafel te leggen om de euro te “redden”.

 
Als besluit het volgende: Fundamentele hervormingen (vermindering van de EU-begroting, afschaffing van EU-instellingen, minder EU - bevoegdheden en regels, een grondige herdenking of zelfs afschaffing van de muntunie) zitten er misschien nog niet in. Maar op zijn minst hebben de politieke leiders in de lidstaten nu een grote opportuniteit om de Europese Unie te hervormen, om ervoor te zorgen dat in de toekomst het kind niet met het badwater wordt weggegooid. 

Friday, May 23, 2014

Vijf Mythes over het Europees Parlement



Gepubliceerd op Knack.be
De volgende vijf mythes omtrent het Europees Parlement blijven hardnekkig voortwoekeren. Tijd om ze te ontkrachten. 

1.      “De burgers hebben geen interesse in Europa omdat ze te weinig geïnformeerd zijn”

De Europese Unie geeft fortuinen aan belastinggeld uit aan communicatie in alle mogelijke vormen, al dan niet objectief.  Het Europees Parlement zelf gaf zo maar even 20 miljoen euro uit aan zijn bezoekerscentrum, het “Parlementarium”. Daarbovenop geeft het nog eens een 20 miljoen euro per jaar uit aan het financieren van bezoeken door burgers aan het parlement. Elk parlementslid kan een 100-tal bezoekers uitnodigen per jaar, op kosten van de belastingbetaler, waarbij assistenten in 2012 maar liefst twee derde van dat geld door middel van enveloppes met cash uitbetaalden, niet per overschrijving. Blijkbaar zijn er zelfs geen uitgaven-bewijzen vereist. Het Parlement geeft bovendien 56 miljoen euro uit aan een nieuw museum, het “Huis van de Europese geschiedenis”. Waarom een Parlement een museum moet hebben is maar de vraag. Media allerhande kregen tenslotte ook 3 miljoen euro van het EP om te berichten over de parlementaire activiteiten.
Er is echter geen correlatie tussen het gebrek aan opkomst voor de Europese Parlementsverkiezingen (met 43% op een absoluut dieptepunt in 2009), toch een indicatie van de “interesse” van de bevolking enerzijds en kennis over de EU anderzijds. Dat toont onderstaande grafiek aan. In Roemenië is 81% van de bevolking op de hoogte van het bestaan van het Europees Parlement en in Slovakije 79%, maar de opkomst lag er in 2009 op respectievelijk 28% en 20%. Integendeel lijkt het er op dat hoe meer de burger over “Europa” (de instellingen, niet het continent) te weten komt, hoe kritischer en meer ontgoocheld die wordt. Denken we maar aan de eurocrisis, toen de EU, de ECB, de Trojka & co  voorpaginanieuws werden in nagenoeg elke lidstaat. De eurocraten hadden zich de lang verhoopte “interesse in Europa” wellicht wel anders voorgesteld.


2.      “Het Europees Parlement oefent controle uit op het Europees beslissingsproces”
Het Europees Parlement heeft heel wat macht verworven over de jaren, maar de belangrijkste bevoegdheid is toch nog altijd het recht om geen goedkeuring (“kwijting”) te verlenen aan de begroting van de EU, die bijna 1000 miljard euro over zeven jaar bedraagt. Ondanks het feit dat de Europese Rekenkamer verleden jaar voor het negentiende jaar op rij weigerde  om een “positieve betrouwbaarheidsverklaring” af te geven, wegens de al te hoge foutenmarge bij EU-uitgaven (in 2012 voor een bedrag van maar liefst 6,7 miljard euro, wat 4,8% van de uitgaven vertegenwoordigt), en het EP dat ook erkent, geeft een meerderheid van de europarlementsleden toch steeds goedkeuring. Al in 1997 klaagde Pim Fortuyn (video hier, vanaf 4’50) dat het EP de kritiek van de Rekenkamer gewoon negeerde. 

Zou het dan misschien onverantwoord zijn om geen goedkeuring te verlenen aan die begroting? Dat vinden drie lidstaten alvast niet. De regeringen van Nederland, Zweden en Groot-Brittannië weigeren sinds een paar jaar om die goedkeuring te verlenen. Ze stellen dat "een foutenmarge van 4,8% sterk boven de aanvaardbare marge van 2% ligt." Ondertussen schieten europarlementsleden van partijen die deel uitmaken van die regeringscoalities hun eigen regering in de rug. Althans dat is het geval voor de parlementsleden van de Nederlandse regeringscoalitie:

-          EP-leden van VVD, CDA en PvdA stemden de laatste 2 keer steeds voor de kwijting, tegen de Nederlandse regering in 

-          EP-leden van VVD (Jan Mulder althans, Hans van Baalen stemde niet), CDA en PvdA wezen het compromis dat Mark Rutte samen met andere Noordelijke lidstaten binnenhaalde voor een lagere langetermijnbegroting tussen 2014-20 af (ze wilden niet dat geld van 2014-20 gebruikt werd om de gaten in de begroting van 2013 te dichten, en kregen uiteindelijk ook meer geld voor 2013) (zie hier: nr. 5)
-          De CDA’ers in het EP stemden in 2012 voor meer geld voor de EU-begroting voor 2013 (nr. 41, hier), ingaand tegen de Nederlandse regeringscoalitie waar CDA toen deel van uitmaakte 

Ook de eigen uitgaven van het Europees Parlement, die stegen van 1,4 miljard euro in 2008 tot 1,75 miljard euro in 2014, staan bol van verspillingen en gebrek aan transparantie. Voor de liefhebbers: Express.be geeft hier een mooi overzicht van enkele voorbeelden die we met Open Europe aan het daglicht brachten. Meest schandalig is ongetwijfeld hoe de parlementsleden maar liefst 4000 euro per maand ontvangen als “vergoeding voor algemene uitgaven” op hun persoonlijke rekening, bedoeld voor kopies en krantenabonnementen. Ze hoeven hiervoor echter geen betalingsbewijzen te verzamelen, dus vele parlementsleden beschouwen dit als extra loon (wat een meerderheid van het EP hier wel aanklaagt, amendement nr 3). Het moet gezegd dat alle Nederlandse parlementsleden, behalve dan blijkbaar GroenLinks en de SGP, dit systeem willen hervormen. Dat er bij een niet-bindende resolutie slechts 288 (48%) voorstanders van een hervorming zijn, en er nog steeds 271 (45%) tegenstemmers zijn, zegt echter veel over de instelling.  

Het EP doet dus zijn werk niet. Het controleert de uitgaven niet, maar vraag integendeel altijd maar meer geld (en macht). Het is nooit genoeg. Ook voor de EU-begroting van 2014 vroeg het EP… meer geld.  Is het dan vreemd dat vele burgers (46% in Nederland, p71) geen vertrouwen in het EP hebben? 

3.      “Geef het Europees Parlement meer macht, en de interesse ervoor zal stijgen” 

Dit is eenvoudig te weerleggen. Een eenvoudige grafiek toont aan dat hoe meer macht de assemblee kreeg, hoe minder kiezers naar de stembus trokken. Tot dusver althans. Met name de stijging in het medebeslissingsrecht dat het Parlement over de jaren heen heeft verkregen is daarvoor verantwoordelijk. Europarlementsleden kunnen echter ook handelsverdragen tegenhouden. Bijvoorbeeld het “TTIP” - handelsverdrag met de V.S. ligt sterk onder vuur. De Duitse CDU-verkozene Elmar Brok gaf al aan dat hij niet zeker was dat er een meerderheid was binnen het EP hiervoor. Handel en Amerika: niet echt de twee zaken waar het gemiddelde europarlementslid warm voor loopt. Dat gaat dan wel ten koste van de economische voordelen die zo'n verdrag brengt voor de geplaagde Europese economieën, ondanks het feit dat het hier gaat om "managed trade", eerder dan echte vrijhandel.




4.      “Het Europees Parlement is democratisch omdat het rechtstreeks wordt verkozen” 

Onzin natuurlijk. Rechtstreeks verkozen worden is slechts één element van democratie. Er is ook nog zoiets als deel uitmaken van een geheel waarbinnen je het legitiem vindt om in de minderheid te worden gestemd, een zogenaamd “demos”, zoals het Duitse Grondwettelijk Hof het stelde. Een extreem voorbeeld: Als Nederland zou deel uitmaken van China als provincie, zouden beslissingen van dat Nederlands-Chinese Parlement niet bepaald veel steun genieten in Nederland, gezien de kleine invloed die de Nederlandse provincie zou hebben.  Misschien realistischer: als het EP opeens bij meerderheid aan de Duitsers zou opleggen om voortaan kernenergie te gebruiken, zouden de Duitsers, die zoals bekend al dan niet terecht huiverachtig staan hiertegenover, dit niet pikken. Uiteraard kan de democratische legitimiteit vergroot worden door ervoor te zorgen dat enkel zaken die het geheel van de EU aanbelangen, volgens het principe van de “subsidiariteit”, door dat parlement worden beslist, maar het Europees Parlement heeft een obsessie voor het regelen van details. Zo stemde het in oktober 2013 voor een verbod op chocolade-sigaretten, op voorstel trouwens van twee Nederlandse europarlementsleden, Esther de Lange (CDA) en Gerben-Jan Gerbrandy (D66). Het EP veranderde later zijn opstelling, onder druk van de lidstaten, die toch nog iets minder op een eigen planeet leven.

5.      “Een door het Parlement verkozen voorzitter van de Commissie zal de burger dichter bij de EU brengen”

“De burger dichter bij de EU brengen” wordt vaak als doelstelling vooropgesteld, maar veel burgers willen net in de eerste plaats minder met de EU, of tenminste met diens overvloedige regelgeving te maken hebben. Een nieuwe peiling door FTI Consulting in verschillende lidstaten toont aan dat meer dan 70% van de bevolking denkt dat EU-regels de economie schade toebrengen. Met Open Europe toonden we al aan dat ongeveer twee derde van de regulering voor 500 miljoen Europeanen op het Europese niveau tot stand komt. De geschatte kost daarvan, los van enige voordelen, is maar liefst 92 miljard euro per jaar. Om daar iets aan te doen, is het niet genoeg om een Commissieprogramma op te zetten voor betere regelgeving (REFIT), maar moeten nationale parlementen via een rode kaart al te ingrijpende EU beslissingen kunnen tegenhouden, iets waar de Minister van Buitenlandse Zaken, Frans Timmermans, voorstander van is. Nu bestaat er een gele kaart - systeem waarbij nationale parlementen enkel kunnen waarschuwen, maar de Europese Commissie en Europees Parlement kunnen die waarschuwing gewoon negeren, wat ze recent trouwens deden met het protest door nationale parlementen uit elf lidstaten tegen een “Europees Openbaar Ministerie”. 

Op initiatief van het EP (uit de koker van Klaus Welle, een topambtenaar van het EP, die voor zichzelf zelfs een aparte rang invoerde, AD99) werd een systeem opgezet van voorverkiezingen om voorzitter van de Europese Commissie te worden, met “spitzenkandidaten” genomineerd door de fracties binnen het EP. Het EU Verdrag verplicht de lidstaten echter enkel om een beslissing te nemen “Rekening houdend met de verkiezingen voor het Europees Parlement” . Geen woord over Spitzenkandidaten of welke verkiezingsprocedure het EP ook op de proppen mee komt. De regeringen kunnen deze vage juridische passage de facto volledig negeren, al zullen ze wellicht wel een kandidaat kiezen uit de grootste politieke fractie binnen het EP. 

De voorzitter van de Europese Commissie en zijn Commissarissen zouden in feite geen politicus moeten zijn, laat staan rechtstreeks of onrechtstreeks verkozen worden. Integendeel zouden ze ambtelijke uitvoerders moeten zijn, die nauwgezet de lidstaten erop moeten wijzen de Europese Verdragen uit te voeren, zoals bijvoorbeeld het vervolmaken van de Europese binnenmarkt voor diensten, iets waar de lidstaten zich via het EU Verdrag hebben toe verbonden. Ze moeten geen toespraken houden of interviews geven waarbij ze te pas en te onpas om meer macht en meer geld voor de EU vragen. Ze zouden de lidstaten er enkel op moeten wijzen de protectionistische elementen van hun wetgeving af te schaffen, en moeten zo weinig mogelijk met allerlei harmoniserende maatregelen op de proppen komen die de onvrede over de EU enkel maar aanzwengelen. 

Conclusie: de besproken mythes dienen om het bestaansrecht van het Europees Parlement te rechtvaardigen. Het zou echter fout zijn om de vele goede zaken waar de EU toe bijdraagt, zoals bijvoorbeeld het recht om over de grenzen heen te reizen, te kopen en te verkopen, te laten discrediteren door de tekortkomingen van het Europees Parlement.



Monday, May 05, 2014

Europese verkiezingen: Slechts kwart kiest voor Status-quo



Gepubliceerd op De Dagelijkse Standaard en Doorbraak

Het ziet er naar uit dat de kiezer de Europese Unie een serieus oplawaai zal verkopen bij de komende verkiezingen voor het Europees Parlement. Uit een analyse van opiniepeilingen die we met Open Europe maakten blijkt dat maar liefst 30% van de kiezers op 22-25 mei zijn stem zou uitbrengen op een EU-vijandige partij, wat een forse stijging is ten opzicht van 2009, toen dit 24% was. 

Dat “protestblok”, dat hiermee 218 van de 751 zetels in het Europees Parlement zou veroveren, is echter zeer heterogeen. Het bestaat uit politieke partijen die – volgens een ruwe classificatie die uiteraard voor verbetering vatbaar is - de volgende beginselen aanhangen:

-          Anti-EU: partijen die eenvoudigweg tegen de EU zijn en waarvan dit één van de belangrijkste programmapunten is: PVV, UKIP, de Deense Volksbeweging tegen de EU,  de Ierse Socialistische Partij, sommige Britse Conservatieven, de  Zweden-democraten, Front National en de Griekse Communistische Partij

-          Streng EU-kritisch: partijen die net iets minder ver gaan en die de EU niet per se willen verlaten, maar er niet veel van moeten weten en zeer kritisch staan ten opzichte van EU-beleid zoals open grenzen en/of de euro: Lega Nord, Alternative für Deutschland, de Oostenrijkse FPÖ, de “Ware Finnen”-partij (die men beter als “Gewone Finnen”-partij kan vertalen), de Deense Volkspartij en de Groot-Roemenië Partij

-          Nationalistisch en Conservatief: traditionele conservatieve partijen die ondanks de retoriek de EU toch niet willen verlaten, maar wel sterk tegen zaken zoals meer bevoegdheidsoverdracht naar de EU zijn: de SGP, het Poolse “Recht en Rechtvaardigheid”, het Hongaarse Fidesz en Forza Italia. Veel van die partijen zouden nog vijandiger staan ten opzichte van de EU als hun lidstaten niet zo veel EU-fondsen kregen.

-          Anti-establishment: partijen die geen coherente ideologie hebben maar voornamelijk tegen de "powers that be" ageren, in de eerste plaats nationale elites, maar vaak ook de EU: de Italiaanse Vijfsterrenbeweging van komiek Beppe Grillo, de Piratenpartijen en het Tsjechische “Dawn of Direct Democracy”

-          Populistisch links: partijen aan de extreme linkerzijde van het politieke spectrum die al dan niet volledig tegen de EU zijn, maar in elk geval vijandig staan ten opzichte van door de EU opgelegde besparingen, maar ook tegen vrijhandel en de mogelijkheid voor ondernemingen om over de grenzen heen te concurreren : de SP, het Griekse SYRIZA en Die Linke

-          Neo-fascistisch: partijen die niet enkel tegen vreemdelingen zijn maar ook een autoritair fascisme willen installeren: de Duitse NPD, de Griekse “Gouden Dageraad”, het Bulgaarse Ataka en het Hongaarse Jobbik

Een volledig overzicht van alle partijen kan men hier vinden. 

Bovenop die 30% protestkiezers zijn er nog partijen die we kunnen benoemen als “kritische hervormers”. Ze zouden volgens de peilingen een  5,7% halen (iets minder dan de 5,9% van vijf jaar geleden). Dan hebben we het over de VVD, de Zweedse groenen, de N-VA, de Tsjechische ODS, de meeste Britse Conservatieven (die traditioneel verdeeld zijn over de EU) en de Beierse CSU. Zij pleiten voor hervorming van de EU, bijvoorbeeld door het versterken van de macht van nationale parlementen of het teruggeven van bevoegdheden, maar willen de Unie niet opgeven.

Twee derde van de kiezers zal volgens de peilingen echter nog steeds stemmen voor die politieke partijen die de status quo en EU-federalisme voorstaan en het op dit moment bijna overal voor het zeggen hebben.  Onder meer  de fiscale transfers in het kader van de eurocrisis en de inmenging van de EU in nationaal begrotingsbeleid lijken door de kiezer dus niet geapprecieerd, maar al bij al getolereerd. Tot nu toe. Omdat de mainstream-partijen het protest over de eenheidsmunt en zijn gevolgen dus negeren, komt het electoraat in opstand tegen de gehele idee van de EU, inclusief de interne markt die heel wat voordelen biedt en niets te maken heeft met de euro.

Ondanks het feit dat de proteststem sterker klinkt, zal dit toch niet leiden tot enige verandering in het Europees Parlement. De protestpartijen zijn onderling sterk verdeeld en de groep kritische hervormers blijft te klein om de besluiten van het EP sterk te beïnvloeden. Het is sowieso beter om nationale parlementen meer macht te geven dan een bedenkelijke instelling zoals het Europees Parlement binnen de Europese besluitvorming. Dat is althans wat een grote meerderheid in landen zoals Groot-Brittannië en Duitsland wil, en het leidt weinig twijfel dat ook burgers in de andere lidstaten dit wensen. Slechts 8% van de Britten en 21% van de Duitsers denken dat het Europees Parlement het recht moet hebben – zoals op dit moment het geval is – om EU – beslissingen tegen te houden. 

Ondanks het feit dat twee derde van de kiezers een stem lijkt te zullen uitbrengen op het status quo of zelfs nog meer machtscentralisatie naar de EU, betekent dit niet dat de nieuw verkozenen een sterk mandaat hebben om hun agenda op te leggen aan de bevolking. Dat komt door het feit dat de opkomst voor de EP-verkiezingen opnieuw zeer laag zou zijn.

Als de Europese verkiezingen dezelfde opkomst kennen zoals in 2009, betekent dit dat 74,4% van de kiesgerechtigden ofwel een EU-vijandige proteststem uitbrengen (13,1%), ofwel kiezen voor radicale verandering van de EU (2,5%), ofwel weigeren een stem uit te brengen (57,3%).

Slechts 25,6% kiest actief voor één van de partijen die het status quo of het EU-federalisme verdedigen.

De EP – verkiezingen bieden dus geen legitimiteit om de Europese Unie in zijn huidige vorm verder te behouden. Bovendien zullen protestpartijen het zeer goed doen in enkele stichtende lidstaten van de EU, zoals Nederland en Frankrijk. Dat zal ongetwijfeld een grote druk zetten op het EU-beleid van die nationale regeringen, terwijl het in het Europees Parlement ondertussen “business as usual” zal zijn.