Een onderzoek bij Vlaamse bedrijfsleiders en hoogopgeleide werknemers naar hun wensen en verwachtingen voor de volgende vier jaar, leidde tot een tiental aanbevelingen voor de volgende federale regering. De stellingen hebben wellicht een vrij breed draagvlak in de samenleving, en dat is maar goed ook, wanneer gepleit wordt voor een efficiëntere overheid, afschaffing van de vaste benoemingen en een flexibeler arbeidsmarkt.
Een aantal van die stellingen verdienen echter een kritische blik, want zij zullen helemaal niet tot meer welvaart leiden voor ons land:
Stelling 1: "De lasten op arbeid moeten vervangen worden door een Vermogensbelasting en/of door een belasting op consumptie (BTW)."
Een overheidsbeslag van bijna 50% is nauwelijks nog in overeenstemming te brengen met het eigendomsrecht. Enkel het feit dat de situatie al jarenlang verziekt is, laat toe dat burgers hier niet tegen in opstand komen. Bovendien, en dat is net waarom het eigendomsrecht ook zo belangrijk is, zorgt een hoge belastingsdruk voor minder initiatief en welvaart.
De lasten op arbeid moeten dus helemaal niet vervangen worden door een andere belasting, ze moeten integendeel omlaag. Via zware besparingen in het overheidsapparaat moet dit worden bekostigd. De provincies, zeker in Wallonië, die al jaar en dag de grote grabbelton voor tweederangspolitici zijn, vormen alvast een dankbaar doelwit.
Een hogere BTW zou aanleiding geven tot duurdere prijzen voor dagdagelijkse producten. Volgens de groene reactionaire leugen is het misschien waar dat we allemaal zondig zijn als we met de auto rijden, naar het buitenland vliegen of genieten van de producten van onze kapitalistische maatschappij, volgens elke humanistische ideologie niet.
Bovendien is de hoogte van de BTW onderhevig aan Europese minimumnormen, wat de weldadige fiscale concurrentie zou uitschakelen. Een vaak vergeten effect in deze discussie.
Een laatste effect van een hogere BTW zou een toename van de zwarte markt zijn. Zoals in Scandinavië zouden zwaar met BTW belaste producten zoals alcohol vaker illegaal worden gebrouwen en verkocht, met alle risico’s van onzuiverheid en minderwaardigheid van dien.
Over een vermogensbelasting kunnen we uiteraard kort zijn: dit is een rechtstreekse aanslag op wie spaarzaam is, en dat in tijden van vergrijzing. Om nog maar te zwijgen over de effecten die dit zou hebben op de financiële sector, die tal van buitenlandse klanten heeft en het wegtrekken van vermogende Franse (en andere) belastingsvluchtelingen uit Brussel.
Stelling 2: "Pensioensparen moet fiscaal nog een stuk aantrekkelijker gemaakt worden, zodat meer mensen aan pensioensparen doen."
Sparen is wellicht een bijzonder behartenswaardig goed, tenminste indien men zelf die keuze maakt, maar dit betekent niet dat bepaalde spaarproducten moeten gesubsidieerd worden ten nadele van andere.
Het is juist dat in België, in tegenstelling tot Nederland bijvoorbeeld, veel minder geld zit in de zogenaamde 2de en 3de pijler, waarmee bedrijfs- en individuele pensioenspaarfondsen worden bedoeld. Echter wordt dit ruimschoots gecompenseerd door wat men meer en meer de 4de pijler noemt: het eigen vermogen, waarin vastgoedbezit voor de meeste mensen een aanzienlijk aandeel heeft.
Die 4de pijler is in België nog altijd ijzersterk, gezien het aantal huiseigenaars. Iedereen weet dat een onroerend goed een zeer goede en zekere belegging is voor een onzekere toekomst. Ook de Nederlanders weten dat, maar in tegenstelling tot de Belgen waren zij slachtoffer van een fascistoïde ruimtelijke ordening, die het aanbod dramatisch heeft beperkt, dit ten koste van Jan modaal.
Ook werden in Nederland veel grotere investeringen in sociale woningbouw gedaan, wat op een perverse manier een invloed heeft gehad op het aanbod aan bouwmaatschappijen. Hoe meer grote overheidsprojecten, hoe meer prijsafspraken, en hoe voordeliger voor grote bouwondernemingen. Een markt waar vele kleine bouwondernemingen overleven dankzij een laag percentage overheidsbouw, zoals vroeger zeker toch België, is een markt met veel concurrentie en dus lagere bouwprijzen, en dus meer spaargeld.
Er moeten dus geen fiscale vrijstellingen komen voor bepaalde bankproducten die na druk gelobby bedongen worden. Het is immers enkel de markt die kan uitmaken wat het beste beleggingsproduct is. Integendeel zijn het lineaire lastenverlagingen, alsook het brengen van bouwgronden op de markt, die de Belg rijker zullen maken en dus beter gewapend tegen het overleven.
Stelling 3: "Het systeem van de dienstenchecques moet verder uitgebreid worden."
Een bijzonder zwaarwegend systeem van sociale bijdragen zorgt ervoor dat bepaalde “hamburgerjobs”, zoals ze door de linkse kaviaarelite van de PS worden genoemd, te duur worden. Iemand om de hemden te strijken, de kinderen te wassen, de lift te openen, … Weinigen kunnen deze arbeidsintensieve jobs betalen, door al die belastingen erop. Tegelijk blijven laaggeschoolde meisjes en jongens aan de kant, wat alweer een geval is van hoe de welvaartstaat integratie verhindert, aangezien de potentiële aanbieders vaak allochtonen zijn.
Oplossing van de overheid: te zwaar belaste diensten subsidiëren, via de dienstenchecques. Om subsidies te betalen heeft men echter belastingsinkomsten nodig, dus wellicht gaat het hier om een nul-operatie. Het is duidelijk dat de schaarse middelen die uitgekeerd worden als dienstenchecque-subsidie beter kunnen worden aangewend om lineair de sociale bijdragen te verminderen, bovendien verhoogd met de besparingen door de afschaffing van de dienstenchecque-administratie. Indien op grote schaal uitgevoerd, zal dit de middenklasse tot een niveau tillen waar ze voor de doelgroep van de dienstenchecques een veel lucratiever klant wordt.
Een aantal van die stellingen verdienen echter een kritische blik, want zij zullen helemaal niet tot meer welvaart leiden voor ons land:
Stelling 1: "De lasten op arbeid moeten vervangen worden door een Vermogensbelasting en/of door een belasting op consumptie (BTW)."
Een overheidsbeslag van bijna 50% is nauwelijks nog in overeenstemming te brengen met het eigendomsrecht. Enkel het feit dat de situatie al jarenlang verziekt is, laat toe dat burgers hier niet tegen in opstand komen. Bovendien, en dat is net waarom het eigendomsrecht ook zo belangrijk is, zorgt een hoge belastingsdruk voor minder initiatief en welvaart.
De lasten op arbeid moeten dus helemaal niet vervangen worden door een andere belasting, ze moeten integendeel omlaag. Via zware besparingen in het overheidsapparaat moet dit worden bekostigd. De provincies, zeker in Wallonië, die al jaar en dag de grote grabbelton voor tweederangspolitici zijn, vormen alvast een dankbaar doelwit.
Een hogere BTW zou aanleiding geven tot duurdere prijzen voor dagdagelijkse producten. Volgens de groene reactionaire leugen is het misschien waar dat we allemaal zondig zijn als we met de auto rijden, naar het buitenland vliegen of genieten van de producten van onze kapitalistische maatschappij, volgens elke humanistische ideologie niet.
Bovendien is de hoogte van de BTW onderhevig aan Europese minimumnormen, wat de weldadige fiscale concurrentie zou uitschakelen. Een vaak vergeten effect in deze discussie.
Een laatste effect van een hogere BTW zou een toename van de zwarte markt zijn. Zoals in Scandinavië zouden zwaar met BTW belaste producten zoals alcohol vaker illegaal worden gebrouwen en verkocht, met alle risico’s van onzuiverheid en minderwaardigheid van dien.
Over een vermogensbelasting kunnen we uiteraard kort zijn: dit is een rechtstreekse aanslag op wie spaarzaam is, en dat in tijden van vergrijzing. Om nog maar te zwijgen over de effecten die dit zou hebben op de financiële sector, die tal van buitenlandse klanten heeft en het wegtrekken van vermogende Franse (en andere) belastingsvluchtelingen uit Brussel.
Stelling 2: "Pensioensparen moet fiscaal nog een stuk aantrekkelijker gemaakt worden, zodat meer mensen aan pensioensparen doen."
Sparen is wellicht een bijzonder behartenswaardig goed, tenminste indien men zelf die keuze maakt, maar dit betekent niet dat bepaalde spaarproducten moeten gesubsidieerd worden ten nadele van andere.
Het is juist dat in België, in tegenstelling tot Nederland bijvoorbeeld, veel minder geld zit in de zogenaamde 2de en 3de pijler, waarmee bedrijfs- en individuele pensioenspaarfondsen worden bedoeld. Echter wordt dit ruimschoots gecompenseerd door wat men meer en meer de 4de pijler noemt: het eigen vermogen, waarin vastgoedbezit voor de meeste mensen een aanzienlijk aandeel heeft.
Die 4de pijler is in België nog altijd ijzersterk, gezien het aantal huiseigenaars. Iedereen weet dat een onroerend goed een zeer goede en zekere belegging is voor een onzekere toekomst. Ook de Nederlanders weten dat, maar in tegenstelling tot de Belgen waren zij slachtoffer van een fascistoïde ruimtelijke ordening, die het aanbod dramatisch heeft beperkt, dit ten koste van Jan modaal.
Ook werden in Nederland veel grotere investeringen in sociale woningbouw gedaan, wat op een perverse manier een invloed heeft gehad op het aanbod aan bouwmaatschappijen. Hoe meer grote overheidsprojecten, hoe meer prijsafspraken, en hoe voordeliger voor grote bouwondernemingen. Een markt waar vele kleine bouwondernemingen overleven dankzij een laag percentage overheidsbouw, zoals vroeger zeker toch België, is een markt met veel concurrentie en dus lagere bouwprijzen, en dus meer spaargeld.
Er moeten dus geen fiscale vrijstellingen komen voor bepaalde bankproducten die na druk gelobby bedongen worden. Het is immers enkel de markt die kan uitmaken wat het beste beleggingsproduct is. Integendeel zijn het lineaire lastenverlagingen, alsook het brengen van bouwgronden op de markt, die de Belg rijker zullen maken en dus beter gewapend tegen het overleven.
Stelling 3: "Het systeem van de dienstenchecques moet verder uitgebreid worden."
Een bijzonder zwaarwegend systeem van sociale bijdragen zorgt ervoor dat bepaalde “hamburgerjobs”, zoals ze door de linkse kaviaarelite van de PS worden genoemd, te duur worden. Iemand om de hemden te strijken, de kinderen te wassen, de lift te openen, … Weinigen kunnen deze arbeidsintensieve jobs betalen, door al die belastingen erop. Tegelijk blijven laaggeschoolde meisjes en jongens aan de kant, wat alweer een geval is van hoe de welvaartstaat integratie verhindert, aangezien de potentiële aanbieders vaak allochtonen zijn.
Oplossing van de overheid: te zwaar belaste diensten subsidiëren, via de dienstenchecques. Om subsidies te betalen heeft men echter belastingsinkomsten nodig, dus wellicht gaat het hier om een nul-operatie. Het is duidelijk dat de schaarse middelen die uitgekeerd worden als dienstenchecque-subsidie beter kunnen worden aangewend om lineair de sociale bijdragen te verminderen, bovendien verhoogd met de besparingen door de afschaffing van de dienstenchecque-administratie. Indien op grote schaal uitgevoerd, zal dit de middenklasse tot een niveau tillen waar ze voor de doelgroep van de dienstenchecques een veel lucratiever klant wordt.