Sunday, December 27, 2020

Tijd om het roer te wenden en de kernuitstap terug te draaien

 

Oorspronkelijk gepubliceerd op de financiële blog Consulfund

Eén van de meest opzienbare beslissingen van de nieuwe federale regering is dat ze "resoluut" kiest "voor de herbevestiging van de ‘kernuitstap’ tegen 2025. Om ervoor te zorgen dat het licht niet uit gaat, zouden die afbetaalde, niet-CO2-uitstotende kerncentrales daarbij worden vervangen door zwaar gesubsidieerde CO2-uitstotende gascentrales.

Het is echter allesbehalve de vraag of het wel realistisch is om zo snel die gascentrales “up and running” te hebben. België staat nu eenmaal niet gekend om snelheid in die zaken, allereerst vanwege het bijzonder trage vergunningsproces. Denken we maar aan de vervolmaking van de Antwerpse ring of de nieuwe gevangenissen in Dendermonde of Haren. Bovendien moet de Europese Commissie zich nog uitspreken over de wettelijkheid van het subsidiemechanisme.

Om die reden werd tegelijk in het regeerakkoord voorzien dat de kernuitstap – die bij wet verplicht werd door de paars-groene regering Verhofstadt, bijna 20 jaar geleden – enkel wordt uitgevoerd op voorwaarde dat de ‘de bevoorradingszekerheid en de impact op de elektriciteitsprijzen’ niet in gevaar komen. Indien dat zo zou blijken te zijn, dan zouden alsnog twee van de zeven Belgische kerncentrales langer open worden gehouden.

De federale regering kwam daarbij ook overeen om de uiteindelijke beslissing pas einde 2021 te maken. Dat Engie Electrabel, de eigenaar en uitbater van de Belgische kerncentrales, al begin dit jaar waarschuwde dat het bedrijf een antwoord wil, en in oktober nog waarschuwde dat een beslissing in 2021 “te laat” komt, werd daarbij volkomen genegeerd.

De opening in het regeerakkoord lijkt verantwoordelijk voor het afhaken van één van de investeerders in mogelijke nieuwe gascentrales, André Jurres. Hij stelt: “als er straks twee kerncentrales openblijven, heeft het project geen zin meer. (...) De elektriciteitsprijs op de stroombeurs is nu eigenlijk al te laag om investeringen aantrekkelijk te maken. Als straks ook 2.000 megawatt van kerncentrales blijft komen, wordt dat probleem nog groter. Ik heb de berekeningen laten maken en je krijgt dan een nog grotere prijsmisvorming. Het wordt dan voor een nieuwkomer zeer moeilijk om een gascentrale rendabel te krijgen.”

Dit lijkt te contrasteren met de stelling van de federale regering dat er sowieso extra gascentrales nodig zouden zijn, ook als er nog kerncentrales open blijven. Onder meer energieregulator Creg betwist dit.

Jurres legt echter uit: ‘Door niet te beslissen is de beslissing eigenlijk al genomen. (...) In feite weet je al dat ze twee kerncentrales zullen openhouden. Maar als daar pas eind volgend jaar echt duidelijkheid over komt, zullen het enkel de gevestigde partijen met een grote marktpositie zijn die nog in staat zijn een gascentrale te bouwen.”.

Laat nu net Engie Electrabel één van die “gevestigde partijen” zijn. Het bedrijf is van plan om in geval van een kernuitstap 400 miljoen euro te investeren in een nieuwe gascentrale in Vilvoorde en eventueel ook in Amercoeur bij Luik.

Engie Electrabel is dus voorbereid op alle scenarios: dat van een verlenging van de levensduur van enkele kerncentrales en dat van een complete sluiting. Toch liet het bedrijf onlangs weten dat het de investeringen die nodig zijn om de jongste twee kerncentrales langer open te houden, stopt, wat tot politieke ophef leidde, met protest vanuit de liberale achterban en een aanbod door N-VA voorzitter Bart De Wever van een wisselmeerderheid om de wet op de kernuitstap aan te passen, zonder dat hij daarvoor een tegenprestatie in ruil wil.

Volgens De Tijd wil Engie Electrabel “zijn onderhandelingspositie versterken voor het geval de regering-De Croo toch nog vraagt om de kerncentrales langer open te houden. Er zal dan geen sprake meer zijn van het afromen van een nucleaire rente, maar de Belgische staat dreigt Engie Electrabel dan eerder geld te moeten toesteken om de reactoren langer te laten draaien. Daardoor zou de factuur nog hoger oplopen.”

De krant onthult daarbij dat de beslissing in de regeringsonderhandelingen is gebeurd zonder grondige analyse, wat Energie-Minister Tinne Van der Straeten ook moge beweren: “Er zijn geen berekeningen die aantonen dat het scenario van de kernuitstap een haalbare kaart is. (...) Er was geen tijd voor ernstig rekenwerk, wat wel het geval was toen de regering-Michel besloot om Doel 1 en 2 langer open te houden.”

Wel zijn er studies van Elia, de hoogspanningsnetbeheerder, die wijzen op de mogelijkheid om met investeringen in de interconnectie met Frankrijk en Duitsland meer elektriciteit uit die landen te importeren. Opnieuw extra kosten dus, waarbij dan ook meer Franse kernenergie en Duitse bruinkool zou worden geïmporteerd. Dan negeren we nog de recente waarschuwingen van de Franse regering dat er deze winter in Frankrijk wel eens “blackouts” kunnen voorkomen en dat Duitsland van plan is alle steenkool- en bruinkoolcentrales te sluiten, om nog maar te zwijgen over de ervaring van afgelopen lente, waarbij de buurlanden de export van levensreddend medisch materiaal aan banden legden.  

In de eerste plaats is het natuurlijk bizar dat de groenen, van wie het eerste geloofspunt is dat CO2-uitstoot het klimaat doet opwarmen, zich zo vijandig opstellen ten opzichte van kernenergie, wat de minst gesubsidieerde energievorm is, en trouwens ook bij de meest veilige. De nadelige gevolgen voor het milieu van zogenaamde “hernieuwbare” energiebronnen zoals wind- en zonne-energie zijn onderhand ook al duidelijk, om nog maar te zwijgen van de zogenaamd “hernieuwbare” energiebron biomassa.

De federatie van grote stroomverbruikende ondernemingen, Febeliec, verzet zich fel tegen een kernuitstap, wat op zich al een teken aan de wand is hoe zeker we kunnen zijn van onze energievoorziening bij dit groene experiment om zo maar even 40% van de Belgische electriciteitsopwekking op zeer korte termijn te gaan afsluiten.

Dan is er nog het dramatische verlies aan wetenschappelijke nucleaire expertise – België is op dit vlak wereldvermaard – en last but nog least zijn er in ons land maar liefst 20.000 jobs gelinkt aan nucleaire technologie. Dat zijn hoofdzakelijk private, niet-gesubsidieerde jobs. Niet dat we er daar een overschot van hebben in dit land waar het overheidsbeslag naar 60 procent van het BBP gaat.

De gevolgen van een kernuitstap zijn pas in 2025 ten vroegste zichtbaar, zal de huidige regering die in 2024 de kiezer in de ogen moet kijken, misschien niet aanzetten tot verantwoordelijkheidszin. Een sobere blik op de feiten zou echter moeten besluiten dat alle verantwoordelijke krachten in de regering het roer moeten wenden. Met elke dag talmen, wordt de onderhandelspositie van Engie Electrabel sterker. Zachte heelmeesters maken stinkende wonden. De verantwoordelijke partners in de federale coalitie moeten luisteren naar de steun in de samenleving –succesvolle petities incluis - voor het openhouden van de kerncentrales. Ze moeten de wisselmeerderheid van N-VA aanvaarden en de wet op de kernuitstap zo snel mogelijk aanpassen. Nog eens zien of de groenen de regering dan durven te laten vallen.

Wednesday, December 16, 2020

Italy's return to statism spells trouble for the eurozone

Originally published by EUObserver

Last week, European leaders clinched a deal ending weeks of deadlock over Hungarian and Polish opposition to "rule of law" conditionality linked to EU spending. As a result, also the EU's €750bn "recovery fund" will be unlocked.

Italy is projected to be the biggest recipient of the fund. It would receive about €200bn, 60 percent of it in cheap loans.

There are profound questions, however, about whether the windfall of cash will truly help Italy recover or whether it will cause more problems than it solves, for Rome and the rest of the eurozone.

Italy's Central Bank has warned that "the insufficient rates of productivity we have accumulated can't be fixed by monetary policy or higher spending", pointing to the need for genuine reforms to address the stifling bureaucracy and other issues that have dinted Italy's competitiveness.

Draft plans obtained by Italian daily Corriere suggest a rather ideological approach from the leftwing government coalition. As outlined in a document, €74.3bn is earmarked for the "green revolution and ecological transition" and €17.1bn for "gender equality", while hospitals would only receive €9bn, out of the fund originally meant to support countries hit heavily by the health care crisis.

Of course, the main idea of the "recovery fund" is to cope with the economic effects resulting from Covid. In any case, the intended approach seems very much to be one of top-down economic planning.

This accelerates a worrying trend of growing state control over the Italian economy.

Italy, whose inflation-adjusted GDP is shrinking to 1998 levels, was of course never a free-market champion, but the country nevertheless embarked on some considerable privatisation during the 1990s, when former ECB president Mario Draghi was at the helm of the Italian treasury.

In recent years, however, large-scale free market "reform fatigue" has surfaced in the country. Almost 30 years of running primary budget surpluses have proven insufficient to generate growth that would compensate for the massive debt burden stemming from continuous fiscal deficits in the 1970s and 1980s.

In recent years, Rome has changed course and is increasingly pursuing a more statist course.

Matteo Renzi was probably the last Italian leader who made some reform to the country's sclerotic labour market regulations. In 2016, soon after his resignation as prime minister, the Italian government awarded a bailout to Monte dei Paschi di Siena (MPS), the world's oldest bank.

The costly rescue was an early indication of a sharp statist turn, which the "populist" coalition of League and the Five Star Movement also pursued, with increased public spending.

Coalition bailouts

The current coalition meanwhile, composed of the centre-left Democratic Party and again Five Star Movement, is going full steam ahead with more government intervention into the economy.

There is the €3bn bailout for the chronically unprofitable airline carrier Alitalia.

Also, there's the investment by Italian state lender Cassa Depositi e Prestiti (CDP) into the acquisition of Borsa Italiana from LSE Group and – coming up - into the operation of Italy's highways, which currently are privately operated by the Benetton family.

Another highly-troubling example is the Italian government's active intervention in the Italian telecom sector, in a bid to create a single national broadband champion.

To that end, the government has been pushing utility group Enel, a listed company, to sell its 50 percent stake in fast broadband operator OpenFiber, again to state lender CDP, which already owns the other 50 percent of the telecom firm. Enel, which is partly state-owned itself, seems close to folding under the pressure.

This would allow the government's plan to merge one-time monopolist TIM's landline grid with that of its OpenFiber rival to be completed.

As a result, a competitor, Tiscali, has already ceased investment in its own high-speed infrastructure, something which does not bode well for Italian consumers.

This all touches upon the heart of the digital economy, which is where growth and innovation are supposed to happen. The Italian government aims to devote €48.7bn from its recovery fund cash to "digitalisation and innovation", but what is the use, when poor service may no longer be penalised due to lack of competition?

The European Commission has cleared the first part of the operation, arguing that it "cannot be considered a concentration under EU legislation and therefore does not need to be notified under the European Merger Regulation".

However, the question is also whether there is unfair state aid, given the Italian state's outsized role in an activity supposedly reserved for the private sector.

That is because of the significant role of state lender CDP, as well as the fact that the Italian government retains a so-called "Golden Power" in TIM, allowing it to intervene in the company to protect strategic interests.

Perhaps we should give up hope that the European Commission will act as a brake on Italy's move towards more top-down government control over the economy.

The EU's competition commissioner since 2014, Margrethe Vestager—despite her zeal to reinterpret tax advantages to companies as "state aid"—has not done much to stop EU member states from bailing out companies or restricting competition.

She has notably allowed bank bailouts as well as France's nationalisation of a shipyard to prevent it from being bought by an Italian competitor.

There's increasing appetite for state intervention across the globe, but Italy is particularly poorly positioned to afford it. With its monstrous 158 percent to GDP debt burden, it is ultimately dependent on the ECB - and therefore the mercy of other countries.

In the 1980s, before they were privatised, Italy's state-owned enterprises were poorly run and "bastions of inefficiency and privilege", according to Bloomberg journalist Ferdinando Giugliano.

It's not hard to predict how this latest flirtation with statist economic policy will turn out, for Italy and for the eurozone.

Monday, December 07, 2020

Beyond the smoke and mirrors, a Brexit deal remains likely

Published in The Telegraph

Will this be the week when the shape of Brexit is finally settled? Yes, if the UK and the EU can agree their future relationship, to enter into force from the end of the “transition period”, on January 1, in a way that is legally clean.

But difficulties persist in three main areas: First of all, fisheries. Secondly, the EU’s demand for the UK to accept a “level playing field”, a regulatory “straight jacket”, in return for a degree of tariff-free market access. Thirdly, the question on how to police the terms of the deal: “governance”. On top of that, a deal is also needed on the implementation of the Northern Irish aspects of the “withdrawal agreement”, which entered into force early this year.

Irish foreign minister Simon Coveney has stated he is "more optimistic"; now about progress made by the so-called EU-UK Joint Committee here. This follows rumours that the UK would be prepared to drop elements from the UK Internal Market and Finance Bills, which the EU sees as violating the terms of the divorce deal, if an EU-UK free trade deal is concluded.

As always with these kinds of high-stake negotiations, everything is linked to everything else. When it comes to fisheries, the reports are that there has been progress over the past week, but no deal yet, despite some rumours on Sunday. France has now accepted that the EU will suffer reduced access to British waters, while there is also more awareness now in the UK that a no-deal would badly damage the fishing industry, particularly in Scotland, which relies heavily on being able to sell its fish to EU customers.

The EU is thought to be asking for 10 years of "unfettered" access to British waters while the UK is offering only a 3-year status quo on certain fisheries access so far. Even if both sides would somehow meet in the middle, concessions here will in any case be linked to concessions on the other sticking points.

The level playing field sticking point very much relates to the heart of the changes Brexit will bring about: to what extent will the United Kingdom still need to take EU regulation into account in return for receiving a degree of EU market access? In the EU’s ideal world, the United Kingdom would receive full market access, in return for taking over all of the EU’s relevant regulations, as Norway, Iceland and Liechtenstein do.

Given that this is a no-go, the EU now aims to impose some kind of level playing field straitjacket in return for a so far unknown degree of market access. Interestingly, Stefaan de Rynck, an advisor to Michel Barnier has stressed that there is a “huge difference” between 'no-deal' and a deal, especially for certain sectors like the car industry and agriculture. In my opinion, this means that UK-based manufacturing is likely to continue to enjoy a large degree of market access.

For car manufacturers, but also the chemicals and aerospace industries, it is of great importance that UK regulations covering products manufactured in the UK are recognised as “equivalent” by the EU, so these products can enter the EU, even if no tariffs were levied on them, something which seems likely, even with a degree of customs bureaucracy.

Equally, for EU food or textile producers, it’s very important that the UK accepts EU standards of production, even given the absence of tariffs. Switzerland enjoys proper EU market access for manufacturing, but not for financial services, and this is in line with Switzerland taking over most EU rules for the former sector but not for the latter.

A likely compromise between the EU and the UK could involve the EU agreeing to water down the scope of its “Level Playing Field”, meaning that the UK would accept some concessions, mainly on state aid, but not so much on environmental and social standards, which are typically quite uncompetitive in the EU.

In return, the UK would probably give some way on the core Brexit question: “governance”. This concerns the degree to which the promises made by the UK can be legally enforced: through an arbiter, or not? With a means for the EU to punish the UK by restricting market access if it violates the terms agreed? Through a unilateral EU decision or not? Those questions are of prime importance for the EU, and to the extent there will be points of EU law to be interpreted –  the EU is legally required to demand that only its own top Court - the European Court of Justice – is able to settle those questions.

In a nutshell: as long as the EU agrees to a watered down straitjacket and the UK to a binding way to enforce this, a deal will be agreed. Given the high stakes, with Covid continuing to plague the economies on both sides of the Channel, one would expect both sides to make an extra effort to avoid the damaging effects of a 'no-deal' outcome. That this would not be a rosy prospect for Britain, which would suddenly risk tariffs on half of its trade, has been widely accepted, but also for EU member states, it would mean massive economic damage at a most unwelcome time.

Germany would face a cost of 8.2 billion euros in annual exports, thousands of fishing jobs are at stake in the coastal member states and Ireland could potentially face even more damage than the UK itself, while it may even face extra checks on its exports to other EU countries, in the absence of a Northern Irish border.

Perhaps even more troubling than all the economic damage is that diplomatic ties would be hurt, at a time when the EU is witnessing ever greater political tensions between East and West, North and South. With all that in mind, EU leaders and especially Prime Minister Boris Johnson are likely to prefer to push through and seal a deal.


 

Wednesday, December 02, 2020

Did Brexit lead to the UK’s vaccine success?

 Published in The Spectator

Today the United Kingdom became the first country in the West to clinically authorise a vaccine protecting against Covid-19, after the medicines regulator, the MHRA, said the Pfizer/BioNTech vaccine was safe to use.

The announcement puts Britain ahead of Europe when it comes to rolling out the vaccine, as the EU’s own regulator, the European Medicines Agency (EMA), has not yet approved the vaccine. While Britain will begin administering Pfizer’s vaccine next week, countries like Belgium have announced that they will start their vaccination campaigns in January, subject to EMA approval.

When it comes to vaccines, a few weeks of delay can make a big difference, given the economic and health costs of the pandemic. So it is perhaps not surprising that many people are wondering if Brexit gave Britain the freedom to approve the vaccine before the EU.

Today’s Financial Times carried the headline, ‘regulatory delays to leave Europe trailing US and UK in vaccine race’. The

And this morning, the Health Secretary Matt Hancock, suggested the UK’s success was at least partly down to Brexit:

‘whilst until earlier this year we were in the European Medicines Agency (EMA), because of Brexit we've been able to make a decision to do this based on the UK regulator, a world-class regulator, and not go at the pace of the Europeans, who are moving a little bit more slowly.’

But is he correct?

Until January, the UK is still bound by the EU’s rules, which means that biotechnological medicines – and therefore candidate Covid-19 vaccines – still need to be authorised in the UK via the European Medicines Agency. But in the EU rules there is an exemption, allowing countries to grant a ‘temporary authorisation’ if there is a compelling case on public health grounds.

The UK regulator, the Medicines and Healthcare products Regulatory Agency (MHRA), has said this is the legal route they used:

‘We have been able to authorise the supply of this vaccine using provisions under European law, which exist until January 1st

This does not necessarily prove Matt Hancock wrong. The Health Secretary has pointed out that ‘we do all the same safety checks and the same processes, but we have been able to speed up how they're done because of Brexit.’ In other words: the UK is still bound by the EU’s rules, but the body applying those rules is a UK institution. 

According to UK Health Minister Nadine Dorries, a change in UK rules a month ago was instrumental to "exempt us from requiring EU approval. We would still be waiting if we hadn’t. Thanks to Brexit we can now move ahead swiftly and safely". In theory, the UK isn't allowed to diverge from EU rules until January 1st, and perhaps it hasn't, but then the change at least removed the ambiguity surrounding the use of the procedure.

It is also the case that no other country has used the quicker procedure yet, as Britain did.

It may be because there has been strong political pressure on the EU side not to use the quicker procedure. At least, that is what German Health Minister Jens Spahn suggested:

‘We have member states, including Germany, who could have issued such an emergency authorisation if we'd wanted to. But we decided against this and what we opted for was a common European approach to move forward together.’

The reason, according to Spahn, was to make sure that ‘all 27 member states will have access to vaccines at the same time’ as ‘otherwise some member states may have been able to procure vaccines at an earlier stage that others.’ Who knows if Britain would have been subject to the same political pressures if it still were a member of the EU. Brexit definitely made it politically easier for the UK to ‘go it alone’.

This is of course not a British vaccine. It will be produced by Pfizer in Belgium and it was developed by children of Turkish immigrants to Germany. It is the result of an admirably international ecosystem, and shows how globalisation can save lives.

If there is a lesson to be learned from the vaccine approval process, it should be that Brexit can enable the UK to become more agile, freed from the regulatory and political shackles of the EU, so it can better enjoy the fruits of globalisation.

Regulatory flexibility and regulatory competition are surely a good thing. Although the EMA seems to have reacted with annoyance to the UK approving the vaccine (claiming its own procedure is ‘the most effective regulatory mechanism’) it may make the regulator less inclined to drag its own feet. As long as the highest safety standards are met, regulatory competition is also a good thing for EU citizens.

Members of the European Parliament – not known for their love of regulatory competition – have also lashed out at the UK’s authorisation, with a lawmaker from Angela Merkel’s CDU party, Peter Liese, calling it ‘problematic’ and a ‘hasty emergency marketing authorisation of a vaccine.’ At the moment we cannot know if he is right or wrong. But that is the beauty of allowing different approaches. Through ‘trial and error’, we’ll learn what is the best regulatory approach.

As the terms that will define EU-UK trade for decades are being negotiated as we speak, this is something UK negotiators must keep in mind: regulatory flexibility and competition is not only a great thing for Britain. It’s a great thing for the people of mainland Europe as well.



Tuesday, December 01, 2020

De “Conferentie over de Toekomst van Europa”: een kans om de EU te herdenken?

Gepubliceerd op Doorbraak.be 

De “Conferentie over de Toekomst van Europa”: een kans om de EU te herdenken?

Binnenkort start op Europees niveau de zogenaamde “Conferentie over de Toekomst van Europa”. De bedoeling hiervan is om overeenstemming te vinden over de vroeg hoe de Europese Unie er binnen tien tot twintig jaar moet uitzien, welke bevoegdheden ze dient te hebben en wat het beste besluitvormingsproces is. Het is de bedoeling niet enkel de Europese en nationale instellingen te betrekken in dit proces, of de zogenaamde “sociale partners”, maar evenzeer individuele burgers, via een soort “thematische agora’s”,  als het aan het Europees Parlement ligt, tenminste. In het verleden leken dergelijke vormen van burgerinspraak vooral op een praatbarak.

De conferentie lijkt te moeten passen in een lange traditie van wijzigingen van de Europese Verdragen, sinds de “Europese Akte” in de jaren ’80. Telkens opnieuw werden dergelijke verdragswijzigingen gekenmerkt door steeds meer transfers van macht en financiën naar het EU-niveau. Dat is opnieuw de overduidelijke intentie van vele actoren.

De laatste grote verdragswijziging op EU-niveau - het “Verdrag van Lissabon” - werd uiteindelijk goedgekeurd, maar slechts zeer moeizaam. Ook hier ging in 2002 een zogenaamde “Conventie over de Toekomst van Europa” aan vooraf, voorgezeten door de onlangs overleden voormalige Franse President Valéry Giscard d’Estaing. De uitkomst hiervan was de “Europese Grondwet”, waarbij Giscard de “Euro-federalistische” agenda “top-down” doorduwde. De Grondwet werd echter door de Franse en Nederlandse kiezer in referenda weggestemd in 2005. Zodra echte burgerinspraak mogelijk is, lijken burgers toch niet zo dociel.

Onder impuls van de net aan de macht gekomen Duitse Kanselier Angela Merkel werd echter besloten om dit signaal te negeren, en zette men alle zeilen bij om de inhoud van de Europese Grondwet – zonder enkele symbolen dan – eenvoudigweg over te nemen in een nieuw Verdrag, het Verdrag van Lissabon. De Franse en Nederlandse regeringen, die bij hoog en laag bleven beweren dat het om een nieuwe inhoud ging en dat men dus wel degelijk de referenda respecteerde, moeten ontzet zijn geweest toen Valéry Giscard d’Estaing hier in 2007 leukweg over zei dat “de voorgestelde institutionele hervormingen allemaal te vinden zijn in het Verdrag van Lissabon. Deze werden enkel op een andere manier geordend”. Het Verdrag voorzag in elk geval - net zoals de Verdragen van Nice en Amsterdam daarvoor - het schrappen van veto’s en het creëren van nieuwe Europese bureaucratie, deze keer een permanent voorzitterschap van de Europees Raad van staats- en regeringsleiders en een soort van Europese “Minister van Buitenlandse Zaken”.  

In 2008 stemden dan ook nog eens de Ieren tegen het Verdrag van Lissabon, waarna ze werden gevraagd om een jaar later nog eens te gaan stemmen. Ook bij het Verdrag van Nice kregen de Ieren overigens de “kans” om het “juiste antwoord” te geven in een tweede referendum. Het inmiddels beruchte Verdrag sneuvelde dan nog bijna bij de nationale ratificatie, toen David Cameron in 2009 als Brits oppositieleider vroeg aan de Tsjechische President Václav Klaus om te wachten het document te ondertekenen tot Cameron aan de macht zou komen, in mei 2010. Klaus bezweek echter onder de druk en tekende.

De ervaring draagt er toe bij dat vele regeringen op dit moment sceptisch staan ten opzichte van een nieuw rondje Europese verdragswijziging, ook gezien het feit dat er in heel wat lidstaten een referendum kan nodig zijn. Frankrijk en Duitsland zouden wel open staan voor verdragswijziging, wat opmerkelijk is.

Op dit moment is er vooral aandacht voor wie het postje krijgt van voorzitter van de Conferentie.  Fundamenteel is het volgens mij echter wel een goed idee om eens na te denken welke Europese Unie we nu precies willen. Een rode draad is dat er grote meningsverschillen bestaan tussen de Europese lidstaten over de meeste belangrijke thema’s. Dat zou moeten leiden tot de conclusie dat een nieuw rondje schrappen van veto’s tot heel wat ongenoegen zal leiden.

Energiebeleid kan hiervoor als eerste voorbeeld gelden. Frankrijk en Duitsland staan hier tegenover elkaar wat betreft het erkennen van nucleaire energie als “groen”. Ook binnen de Benelux zijn er verschillen: de nieuwe Belgische regering is – jammer genoeg - tegenstander, terwijl de grootste Nederlandse regeringspartij, VVD, nieuwe kerncentrales wil.

Ook op vlak van de aanpak van de “digitale sector” moet men niet ver kijken om verschillen te ontdekken tussen: Luxemburg is tegen het belasten van digitale ondernemingen, België voor en de Nederlandse regering staat ergens tussenin. 

Voorts is ook op vlak van de interne markt keer op keer gebleken hoe belangrijk het is voor kleine landen om toch de eigen vrijheid te behouden een eigen fiscaal beleid te kunnen voeren, alsook om regels op maat te kunnen uitvaardigen.

Met betrekking tot het eerste wordt het Europese niveau steeds agressiever, waarbij Commissaris voor concurrentiebeleid Margrethe Vestager sinds 2014 kruistochten voert tegen belasting-akkoorden met grote ondernemingen door de Benelux-landen en Ierland. Volgens haar zouden die akkoorden niet openstaan voor alle ondernemingen en daarmee oneerlijke staatssteun zijn. Gelukkig werd ze door de hoogste Europese rechtbank al enkele malen teruggefloten. Het is treurig om te moeten vaststellen dat de Europese Commissie bijzonder enthousiast is om actie te ondernemen bij dergelijke twijfelgevallen, maar ondertussen flagrante schendingen van het verbod op staatssteun, ook voor de Corona-crisis, ongemoeid laat. Zo mocht Frankrijk een scheepswerf nationaliseren, om die te beschermen tegen een Italiaanse overname, en mocht Italië een bank belastinggeld toestoppen.

Voorts is ook het uitvaardigen van eigen regels cruciaal voor kleinere landen. Binnen de EU was geen enkel land op dit vlak zo succesvol als Luxemburg, dat een waar financieel centrum heeft weten uit te bouwen voor "asset management", maar ook sinds 2017 een bijzonder vooruitstrevende wetgeving heeft om commercialisering van de ruimte te faciliteren, waarbij de wetgeving in Luxemburg mede door de beperktere douanetarieven zelfs meer mogelijkheden biedt hiervoor dan die in de V.S. Met de steeds verdergaande harmonisering van Europese regelgeving, wordt de ruimte voor lidstaten om via regelgeving een aantrekkelijk investeringsklimaat aan te bieden echter steeds kleiner. 

Harmonisatie van regelgeving kan soms wel helpen om handelsbarrières te slopen, maar als dit te ver doorgedreven wordt, wat het geval lijkt wanneer twee derde van de impact van alle regels van het EU-niveau komt, verhindert dit kleinere landen om een dynamisch beleid te voeren. Net het schrappen van nationale veto’s op tal van gebieden zorgde ervoor dat harmonisering relatief makkelijker werd.

Migratie lijkt iets wat bij uitstek op het Europese niveau moet worden geregeld, maar in de afgelopen jaren waren het net nationale beslissingen die chaotische migratiestromen tegengingen. Op EU-niveau kwam men niet verder dan het opleggen van een spreiding binnen de Schengenzone, wat niet enkel onzinnig is, gezien het feit dat er geen paspoortcontroles zijn, maar ook voor nog meer ruzie met Oost-Europa zorgde. Ook de deal van de EU met Turkije, die grotendeels onuitgevoerd bleef, op de transfers naar Turkije na dan, had geen grote invloed.

De beslissing van Griekenland in 2016 om irreguliere migranten die van Turkije naar de Griekse eilanden reisden niet langer toe te laten om via Athene en de Balkan naar Noord-Europa te reizen, zorgde daarentegen voor een grote daling in het aantal verdrinkingsdoden in de Egeïsche Zee. Dat mensen nu in verschrikkelijke omstandigheden vastzitten op die eilanden is uiteraard een schande en moet worden opgelost door het voorzien van een snelle en effectieve asielprocedure, wat ook perfect nationaal kan, al zullen nog ambitieuzer oplossingen nodig zijn.

Europese landen kunnen eventueel wel gezamenlijk optreden om regels voor immigratie waarvoor er wel democratisch draagvlak bestaat – bijvoorbeeld van mensen met geschoolde profielen - te coördineren of om derde landen die weigeren om hun eigen burgers terug te verwelkomen te straffen met minder ontwikkelingshulp – die vaak toch slecht wordt besteed – of minder soepele visa – voorwaarden – vaak iets waar de betrokken regimes persoonlijk nadeel van ondervinden.

Ook het sluizen van nog meer geld naar het Europese niveau is een bijzonder slecht idee. Veel van de 1.000 miljard euro die de EU over 7 jaar uitgeeft wordt verspild aan eigenaars van landbouwgrond, terwijl regionale steunfondsen economisch weinig effect hebben gehad en volgens sommige studies de ontvangende regio’s zelfs hebben geschaad. West-Europese landen kunnen weinig doen aan de ondermijning van de rechtsstaat in vroegere Oostbloklanden, waar soms een soort van democratische en economische hervormingsmoeheid heerst. Het enige wat ze wel kunnen doen, is om geen geld te sturen naar landen met corruptiegevoelige instellingen. Het is zelfs zo ver gekomen dat de leiders van Tsjechië en Hongarije persoonlijk profiteren van Europese fondsen. Met het nieuwe zogenaamde “herstelfonds”, waarbij op Europees niveau schulden worden aangegaan, gaat er zowaar nog meer geld naar Oost-Europa, en natuurlijk ook naar Zuid-Europa, waar volgens de Italiaanse Centrale Bank de georganiseerde misdaad volop werd versterkt als gevolg van Europese fondsen. Kortgezegd: institutionele hervormingen die het opnieuw nog makkelijker maken om grote uitgavenprogramma’s op Europees niveau op te zetten en daarbij de Europese bevolking met nog meer schulden op te zadelen, zijn echt wel het allerlaatste waar we nu nood aan hebben.

Ook het idee om op buitenlands vlak met gemeenschappelijke stem te spreken, zelfs als er geen gemeenschappelijk standpunt is, kan de eigen positie uiteindelijk verzwakken. Op veel vlakken is er verdeeldheid: denk maar aan hoe Italië en Frankrijk zich over Libië positioneren, Duitsland en Frankrijk tegenover Turkije, of Italië en Polen over Rusland. Het is hierbij niet zo dat het ene land “gelijk” heeft en het andere niet. Soms is het beter om te erkennen dat er verschillende benaderingen bestaan. Dit neemt niet weg dat het natuurlijk wel een meerwaarde is om gezamenlijk op te treden wanneer er overeenstemming is, maar daarbij neemt men best de Verenigde Staten, met zijn militaire capaciteit, eveneens mee. Soms lijkt het wel alsof het doel van een gemeenschappelijke Europese veiligheidsaanpak net is om afstand te gaan nemen van de natie met het sterkste leger uit de geschiedenis, terwijl die nu al 75 jaar onze veiligheid garandeert.

Bij een denkoefening over de Europese Unie, zal men dus niet rond de conclusie kunnen dat de centralisatie op sommige vlakken te ver is doorgeschoten, wat reeds tot Brexit leidde, maar ook tot de vele relletjes over geld tussen West en Oost, Zuid en Noord. Terwijl de Europese interne markt Europeanen dichter bij elkaar brengt, zijn transfers tot dusver vooral bron van ruzie gebleken. Als we willen verhinderen dat de Europese Unie tot een ruzie-unie ontaardt, moeten we vooral de fouten bij de vorige Verdragswijzigingen herstellen. Deze keer moet het gaan over schrappen van bureaucratie en herstellen van veto’s op vlak van besluitvorming over regelgeving en transfers. Zo komt het zwaartepunt van de Europese Unie weer te liggen op waar de EU wel werkt: het bieden van een kader voor grensoverschrijdende handel.

 


Hoe China het beleid van westerse landen probeert te beïnvloeden

Gepubliceerd in Elsevier magazine. Een artikel meer specifiek over de Oeigoeren verscheen in Doorbraak.  

China mengt zich steeds vaker in het publieke debat van Europese landen. Daarbij worden tactieken zoals intimidatie van critici en desinformatie niet geschuwd. De dreiging van de Chinese inmenging moet serieus worden genomen, schrijft Pieter Cleppe.

De relatie tussen het Westen en China maakte de afgelopen jaren een hele ontwikkeling door. Niet zo lang geleden maakte het Westen zich vooral zorgen over de toegankelijkheid van de Chinese markt en de economische schade voor westerse bedrijven als gevolg van piraterij. Niet lang daarna kwamen daarbij: de overname van westerse bedrijven door China, het groeiende geopolitieke gewicht van China en de gevaren van Chinese technologie die als spionage-instrument kan worden aangewend – denk aan Huawei en 5G.

Een heel nieuwe zorg, die dit jaar pas werd geuit, is Chinese inmenging in het westerse politieke debat. Tot dusver vreesde men op dat vlak vooral Rusland, dat bedreven is in deze techniek sinds het Sovjettijdperk. Zo was er de door de KGB georganiseerde Operation Denver, een disinformatie-campagne met als doel de theorie te verspreiden dat de Verenigde Staten het hiv-virus hadden ontwikkeld als een soort van biologisch wapen. Het verhaal kwam via Afrikaanse media uiteindelijk ook in westerse media, onder meer in de Britse Daily Express.

China was eerder amateuristisch met desinformatie

Tijdens een recente conferentie van de Brusselse denktank European Foundation for Democracy waarschuwde de Litouwse expert Lukas Andriukaitis dat ‘China Rusland in sneltreinvaart voorbijgaat’ op het gebied van manipulatie van de westerse publieke opinie.

Tot nu toe was China volgens hem vrij amateuristisch, bijvoorbeeld door het massaal versturen van tweets vanaf de accounts van Chinese overheidsinstanties. Daarbij verspreidde een hoge functionaris van het Chinese ministerie van Buitenlandse Zaken ook de boodschap dat COVID-19 uit een laboratorium van de Amerikaanse overheid afkomstig is.

Het moet gezegd dat de Chinese ambassadeur in Washington dit dan weer ontkende, al is het de vraag hoe oprecht dit was. Australië kreeg zware Chinese economische sancties opgelegd nadat de Australische premier het had aangedurfd om op te roepen tot een onafhankelijk onderzoek naar de oorsprong van het coronavirus. Voorts behoort ook het aanmaken van fake-volgers tot het Chinese repertoire. Zo is bijna de helft van de volgers van de Chinese ambassadeurs in de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk volgens Andriukaitis nep. Nogal klungelig allemaal en niet om ons veel zorgen over te maken.

China gebruikt Russische strategie

Maar de zaken veranderen snel. Zo zou de Chinese regering volgens de expert ook kunstmatige intelligentie gebruiken om foute informatie veel beter te kunnen verspreiden. Op die manier zou de Chinese regering er eerder dit jaar in zijn geslaagd een succesvolle twitter-campagne te creëren met hashtags als #graziecina – wat ‘bedankt, China’ betekent – om China te bedanken voor de hulp aan Italië gedurende de coronacrisis afgelopen lente. De bedoeling is om de boodschap uit te dragen dat de andere Europese landen en de Europese Unie de Italianen intussen in de steek lieten. De helft van de tweets kwam van bots. De campagne was bijzonder geslaagd, aangezien ze in Italië zomaar even zestig miljoen impressies kreeg.

Dat laatste is ook wat Rusland probeert te doen: niet de voordelen van het eigen autoritaire systeem prijzen, maar de tekortkomingen van democratisch bestuurde rechtsstaten. Ook het achtervolgen van individuele landen, zoals in het geval van Australië, is daarbij standaard.

Europese Unie zwichtte voor Peking

Voorts is ook de Chinese strategie om Europese Unie-beleid te sturen succesvol. Volgens The New York Times zwichtte de EEAS, de buitenlanddienst van de Europese Unie, ‘voor stevige druk uit Peking’ omdat ‘EU-ambtenaren hun kritiek op China afzwakten (…) in een rapport over hoe regeringen disinformatie over de coronacrisis proberen te verspreiden’.

De EEAS reageerde op het artikel door de krant te beschuldigen op ‘kleine, onbenullige details’ te focussen. De dienst kwam niet veel later opnieuw in opspraak, omdat Norbert Röttgen, de voorzitter van de commissie Buitenlandse Zaken van het Duitse parlement kritiek had gegeven op een brief die EU-ambassadeurs hadden gepubliceerd in China Today, het officiële mediakanaal van de Chinese Communistische Partij. Ze hadden ook aanvaard dat het mediakanaal de zinsnede had weggezuiverd dat het coronavirus ‘in China’ was opgedoken – niet alleen een stokpaardje van de Amerikaanse president Donald Trump, maar dus ook van de Chinese heersende klasse.

Eerst verdedigde een EEAS-top-ambtenaar dit, wat hem later op een berisping kwam te staan. De ervaring toont alleszins aan dat de Chinese regering in staat is om succesvol invloed uit te oefenen op de hoogste diplomatieke echelons in de Europese Unie.

Intimidatie voor critici van heropvoedingskampen

In het debat over de Chinese behandelingen van de Oeigoeren is zichtbaar hoe sterk de Chinese regering begint in te zetten op pogingen tot manipulatie van de media en academici in het Westen. Human Rights Watch schat dat meer dan één miljoen Oeigoeren opgesloten zitten in een soort heropvoedingskampen, door de Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken Mike Pompeo ‘concentratiekampen’ genoemd, waar volgens hem ‘slavenarbeid’ plaatsheeft, wat plausibel is, omdat er vaak fabrieken vlak bij de kampen staan.

Mensenrechtenorganisaties zeggen dat er ook marteling, verplichte sterilisering en politieke indoctrinatie zouden plaatshebben. In het verleden hadden er terroristische aanslagen plaats en zou er ook sprake zijn van een zekere radicalisering onder de Oeigoeren, maar dat kan natuurlijk nooit het opsluiten van één miljoen mensen rechtvaardigen.

Hierbij intimideert de Chinese regering blijkbaar ook onderzoekers in Europa. De Belgische universiteitshoogleraar Vanessa Frangville klaagde hier al over nadat de krant Le Soir een ‘boze, intimiderende brief van de Chinese ambassade’ kreeg, met de vraag om een opiniestuk dat zij in de krant had gepubliceerd over het Oeigoerse vraagstuk, terug te trekken.

Zumretay Arkin, die zich inzet voor de Oeigoerse zaak, wijst daarbij naar de volgens haar invloedrijke rol van de zogenoemde Confucius-instituten. Volgens Belgische academici zoals Jonathan Holslag, hoogleraar aan de Vrije Universiteit Brussel, is die vrees terecht. Hij zegt dat de Chinese regering via die instituten  invloed op het academisch debat probeert uit te oefenen, door het verzorgen van financiering, cursussen en docenten. Hij legt uit: ‘Hanban, de dienst binnen het Chinese ministerie voor Onderwijs, promootte het VUB-instituut in andere landen als een manier om de Confucius-instituten meer politieke expertise te laten opbouwen.’

Islamitische landen blijven stil

De directeur van dit instituut aan de Vrije Universiteit Brussel bleek vorig jaar echter een spion te zijn. Daarop besloot de Vrije Universiteit Brussel de samenwerking met de Chinese regering te beëindigen. De Universiteit Leiden deed trouwens hetzelfde dat jaar.

Holslag, een bekende in het Belgische publieke debat, waarschuwt dat de Chinese strategie ook op dit vlak succesvol is. Het gaat volgens hem erg ver: ‘De VUB koos ervoor weinig ruchtbaarheid te geven aan de herdenking van dertig jaar bloedbad van Tiananmen in 2019.’

Ook in Nederland groeit de aandacht hiervoor. De CDA-fractie stelde in juli nog parlementaire vragen aan de regering, uit bezorgdheid over het samenwerkingscontract tussen het – intussen wel van naam veranderd – Confucius Instituut en de Rijksuniversiteit Groningen, de Hanzehogeschool en de gemeente Groningen.

De groeiende aandacht voor de Oeigoerse zaak in het Westen staat in schril contrast met landen met een islamistische meerderheid zoals Pakistan of de Golfstaten, die over deze kwestie stil blijven. Het kan de geloofwaardigheid van het Westen wat betreft vrije meningsuiting en mensenrechten bij moslims alleen versterken.

Tijd om inmenging serieus te nemen

Ook binnen de Verenigde Naties kunnen westerse landen beter. Zij lieten in het verleden toe dat de Chinese regering in de Mensenrechtenraad  van de Verenigde Naties werd toegelaten, waarbij ook de Nederlandse regering geen protest uitte. Men kan de Verenigde Naties afdoen als een praatbarak, maar dergelijke organen verlenen wel diplomatieke respectabiliteit aan de Chinese regering, alsook de mogelijkheid om haar visie door te drukken in allerlei internationale rapporten, die dan weer kunnen worden gebruikt als basis voor beleidsbeïnvloeding in het Westen.

Natuurlijk kan het Westen weinig veranderen aan wat er allemaal in China gebeurt, maar doelbewuste inmenging in het westerse publieke debat door het financieren van academisch onderzoek of het intimideren van onderzoekers moet absoluut als een rode lijn worden beschouwd. De zaken veranderen snel, dus het is de hoogste tijd om dit serieus te nemen.