Gepubliceerd op De Dagelijkse Standaard en Doorbraak
Het ziet
er naar uit dat de kiezer de Europese Unie een serieus oplawaai zal verkopen
bij de komende verkiezingen voor het Europees Parlement. Uit een analyse van opiniepeilingen die we met Open Europe maakten blijkt dat maar liefst 30% van de kiezers op 22-25 mei zijn stem zou uitbrengen op
een EU-vijandige partij, wat een forse stijging is ten opzicht van 2009,
toen dit 24% was.
Dat
“protestblok”, dat hiermee 218 van de 751 zetels in het Europees Parlement zou
veroveren, is echter zeer heterogeen. Het bestaat uit politieke partijen die –
volgens een ruwe classificatie die uiteraard voor verbetering vatbaar is - de
volgende beginselen aanhangen:
-
Anti-EU:
partijen die eenvoudigweg tegen de EU zijn en waarvan dit één van de
belangrijkste programmapunten is: PVV, UKIP, de Deense Volksbeweging tegen de
EU, de Ierse Socialistische Partij, sommige Britse Conservatieven, de Zweden-democraten,
Front National en de Griekse Communistische Partij
-
Streng
EU-kritisch: partijen die net iets minder ver gaan en die de EU niet per se
willen verlaten, maar er niet veel van moeten weten en zeer kritisch staan ten
opzichte van EU-beleid zoals open grenzen en/of de euro: Lega Nord, Alternative
für Deutschland, de Oostenrijkse FPÖ, de “Ware Finnen”-partij (die men beter
als “Gewone Finnen”-partij kan vertalen), de Deense Volkspartij en de
Groot-Roemenië Partij
-
Nationalistisch
en Conservatief: traditionele conservatieve partijen die ondanks de retoriek de
EU toch niet willen verlaten, maar wel sterk tegen zaken zoals meer
bevoegdheidsoverdracht naar de EU zijn: de SGP, het Poolse “Recht en
Rechtvaardigheid”, het Hongaarse Fidesz en Forza
Italia. Veel van die partijen zouden nog vijandiger staan ten opzichte van de
EU als hun lidstaten niet zo veel EU-fondsen kregen.
-
Anti-establishment: partijen die geen coherente ideologie hebben maar
voornamelijk tegen de "powers that be" ageren, in de eerste plaats
nationale elites, maar vaak ook de EU: de Italiaanse Vijfsterrenbeweging van
komiek Beppe Grillo, de Piratenpartijen en het Tsjechische “Dawn of Direct
Democracy”
-
Populistisch
links: partijen aan de extreme linkerzijde van het politieke spectrum die al
dan niet volledig tegen de EU zijn, maar in elk geval vijandig staan ten
opzichte van door de EU opgelegde besparingen, maar ook tegen vrijhandel en de
mogelijkheid voor ondernemingen om over de grenzen heen te concurreren : de SP,
het Griekse SYRIZA en Die Linke
-
Neo-fascistisch:
partijen die niet enkel tegen vreemdelingen zijn maar ook een autoritair
fascisme willen installeren: de Duitse NPD, de Griekse “Gouden Dageraad”, het
Bulgaarse Ataka en het Hongaarse Jobbik
Een volledig
overzicht van alle partijen kan men hier vinden.
Bovenop die
30% protestkiezers zijn er nog partijen die we kunnen benoemen als “kritische
hervormers”. Ze zouden volgens de peilingen een
5,7% halen (iets minder dan de 5,9% van vijf jaar geleden). Dan hebben
we het over de VVD, de Zweedse groenen, de N-VA, de Tsjechische ODS, de meeste
Britse Conservatieven (die traditioneel verdeeld zijn over de EU) en de Beierse
CSU. Zij pleiten voor hervorming van de EU, bijvoorbeeld door het versterken
van de macht van nationale parlementen of het teruggeven van bevoegdheden, maar
willen de Unie niet opgeven.
Twee
derde van de kiezers zal volgens de peilingen echter nog steeds stemmen voor die
politieke partijen die de status quo en EU-federalisme voorstaan en het op dit
moment bijna overal voor het zeggen hebben. Onder meer de fiscale transfers in het kader van de
eurocrisis en de inmenging van de EU in nationaal begrotingsbeleid lijken door
de kiezer dus niet geapprecieerd, maar al bij al getolereerd. Tot nu toe. Omdat
de mainstream-partijen het protest over de eenheidsmunt en zijn gevolgen dus
negeren, komt het electoraat in opstand tegen de gehele idee van de EU, inclusief
de interne markt die heel wat voordelen biedt en niets te maken heeft met de
euro.
Ondanks
het feit dat de proteststem sterker klinkt, zal dit toch niet leiden tot enige
verandering in het Europees Parlement. De protestpartijen zijn onderling sterk
verdeeld en de groep kritische hervormers blijft te klein om de besluiten van het
EP sterk te beïnvloeden. Het is sowieso beter om nationale parlementen meer
macht te geven dan een bedenkelijke instelling zoals het Europees Parlement
binnen de Europese besluitvorming. Dat is althans wat een grote meerderheid in landen zoals Groot-Brittannië en Duitsland wil,
en het leidt weinig twijfel dat ook burgers in de andere lidstaten dit wensen. Slechts
8% van de Britten en 21% van de Duitsers denken dat het Europees Parlement het
recht moet hebben – zoals op dit moment het geval is – om EU – beslissingen
tegen te houden.
Ondanks het feit
dat twee derde van de kiezers een stem lijkt te zullen uitbrengen op het status
quo of zelfs nog meer machtscentralisatie naar de EU, betekent dit niet dat de
nieuw verkozenen een sterk mandaat hebben om hun agenda op te leggen aan de
bevolking. Dat komt door het feit dat de opkomst voor de EP-verkiezingen opnieuw
zeer laag zou zijn.
Als
de Europese verkiezingen dezelfde opkomst kennen zoals in 2009, betekent dit
dat 74,4% van de kiesgerechtigden ofwel een EU-vijandige proteststem uitbrengen
(13,1%), ofwel kiezen voor radicale verandering van de EU (2,5%), ofwel
weigeren een stem uit te brengen (57,3%).
Slechts 25,6% kiest
actief voor één van de partijen die het status quo of het EU-federalisme
verdedigen.
De EP –
verkiezingen bieden dus geen legitimiteit om de Europese Unie in zijn huidige
vorm verder te behouden. Bovendien zullen protestpartijen het zeer goed doen in
enkele stichtende lidstaten van de EU, zoals Nederland en Frankrijk. Dat zal
ongetwijfeld een grote druk zetten op het EU-beleid van die
nationale regeringen, terwijl het in het Europees Parlement ondertussen
“business as usual” zal zijn.
No comments:
Post a Comment