Gepubliceerd op de website van de Nederlandse denktank Clingendael
In 2008 besliste de Europese Unie om de zogenaamde
“20-20-20-klimaatdoelstelling” te halen: een vermindering van de CO2-uitstoot
met 20 procent, een verbetering van de energie-efficiëntie met 20 procent en
een verhoging van het aandeel hernieuwbare energie in het energieverbruik tot
20 procent, en dat alles tegen 2020. Het ging hier bovendien om een bindende doelstelling die geldt per
lidstaat.
Hoewel
EU-ambtenaren in 2006 nog toegaven dat hernieuwbare energie niet
noodzakelijk de goedkoopste manier was om CO2-emissies te
verminderen – nog afgezien van het wetenschappelijk vraagstuk of en in welke
mate dit een beleidsdoelstelling moet zijn - kwam het stimuleren van hernieuwbare
energie toch als één van de grote doelstellingen uit de bus in 2008.
Met Open
Europe waarschuwden we reeds toen dat hernieuwbare energiebronnen sterk
afhankelijk zijn van subsidies. De Europese Commissie en de lidstaten besloten
dus om een technologie op te dringen die in feite nog niet bestond in rendabele
vorm. Bovendien hebben sommige van die hernieuwbare energiebronnen, zoals
biobrandstoffen, onwenselijke neveneffecten, bijvoorbeeld een stijging van de
voedselprijzen in armere landen. Dit laatste inzicht werd door de Commissie erkend toen ze zich in 2012tegen bepaalde biobrandstoffen keerde.
We
stelden in 2008 ook dat in landen met nucleaire centrales, zoals het Verenigd
Koninkrijk, de energievoorziening in het gedrang kon komen indien men zowel af
wil stappen van nucleaire energie als voldoen aan de strenge EU-normen voor
duurzame energie en emissiereducties. Ook die voorspelling lijkt uit te zullen
komen, wantde Britse energieregulator waarschuwde vorig jaar dat het
energiebeleid van de EU tot energie-uitval kan leiden vanaf de winter van 2015.
Het is voldoende
bekend welke gevaren nucleaire energie met zich meebrengt. Zeker na de
natuurramp in Fukushima in 2011, die een zogenaamde “meltdown” tot gevolg had,
keerde de publieke opinie zich hiertegen. Als gevolg daarvan nam de Duitse
Bondskanselier Angela Merkel, die zelf Doctor in de fysica is en tot dan toe een
voorstander van nucleaire energie, de enorm drastische beslissing om de acht oudste kerncentrales in Duitsland te
sluiten en de sluiting van de negen overige met tien jaar te vervroegen. Onder
meer als gevolg hiervan, maar ook door wetgeving die een energieheffing instelt
ter financiering van subsidies voor hernieuwbare energieproducenten, betalen Duitse consumenten de hoogste energieprijzen binnen de EU, op
de Denen na. De Duitse industrie was voor vijf miljard euro per jaar
vrijgesteld van die heffing, wat tot een openlijk conflict met de Europese
Commissie leidde, maar daar is ondertussen een compromis over gevonden door voor 20% van de bedrijven die
vrijstelling af te schaffen. De hernieuwbare subsidies worden in Duitsland echter afgebouwd,
net zoals prijsgaranties voor de producenten van hernieuwbare energie.
De visie
dat hernieuwbare energie alleen zaligmakend en nucleaire energie des duivels
is, lijkt ondertussen wat aan aanhang te verliezen. De Japanse regering besloot recentelijk om toch weer gebruik te maken
van kernenergie, gezien de hoge kosten van de alternatieven. Ook drie jaar
geleden echter, net na de ramp in Fukushima, roeiden sommigen tegen de stroom in.
Zo zei George Monbiot, één van de meest
bekende milieu-activisten in het VK, net na de ramp dat hij zijn mening over
nucleaire energie had bijgesteld. Hij was nu voorstander, en wel omwille van
het volgende: “een slechte en verouderde kerncentrale die onvoldoende veilig
was, werd getroffen door een monsterlijk grote aardbeving en een serieuze
tsunami,” waarbij de daaropvolgende meltdown “voor zover we weten nog bij
niemand heeft geleid tot een dodelijke dosis straling. Dat laatste lijkt
overigens nog steeds het geval, al zijn de meningen hierover sterk verdeeld. Zal nucleaire energie opnieuw
meer steun genieten ter wille van het verminderen van de CO2-uitstoot?
Het was alleszins de bedoeling van Margaret Thatcher, de zogenaamde “Godmother
of global warming”, althans volgens sommigen.
Om tot
een vermindering van de CO2-uitstoot te komen, zet de EU niet enkel
in op hernieuwbare energie. Ook het systeem van verhandelbare emissierechten moet daarvoor zorgen. Op zich is
het een goed idee dat men het “recht” kan kopen en verhandelen om te
“vervuilen”, om zo een stimulans te creëren voor het efficiënt verminderen van
CO2. Het probleem is echter dat de filosofie niet
gerespecteerd werd en dat teveel emissierechten gratis ter beschikking werden
gesteld aan grote bedrijven die gewicht in de schaal kunnen leggen, door
bijvoorbeeld te dreigen met het verlies van banen, iets wat ArcelorMittal
openlijk deed in België.
Zo viel
een groter deel van de inspanning op kleinere ondernemingen die op die manier
ook leden onder oneerlijke concurrentie. Als men dan de uitstoot van CO2
wil terugdringen, kan dat misschien beter op de manier zoals in Zwitserland, waar bedrijven kunnen opteren voor
het betalen van een belasting om CO2-emissies uit mogen te stoten,
indien ze niet deel willen nemen aan het emissiesysteem. De opbrengsten van
deze belasting worden overigens teruggestort naar datzelfde bedrijfsleven, als een
soort van korting op de loonlasten, waarbij uiteindelijk de meest CO2-efficiënte
bedrijven voordeel hebben. Wetenschappers die het “klimaatprobleem” ontkennen,
zullen ook dit systeem afwijzen, maar het lijkt in elk geval beter dan het huidige
systeem van de EU.
De kosten
van het Europees klimaat- en energiepakket werden door de Britse regering in 2008
geschat op vier miljard euro per jaar voor het VK, wathet de op twee na duurste
wetgeving maakt die de EU oplegt. Voor andere lidstaten met veel industrie zal
het plaatje er niet fundamenteel anders uitzien. De opbrengsten werden toen
geschat op 24 miljard euro per jaar, maar met Open Europe toonden we aan dat
95% van die voorspelde opbrengsten er uiteindelijk helemaal niet kwamen, onder
meer omdat ze afhingen van het bereiken van een wereldwijd akkoord
over CO2-vermindering, dat er nooit kwam.
Op zijn
minst is er verbetering merkbaar. In januari van dit jaar publiceerde de
Europese Commissie haar voorstel voor klimaatdoelstellingen voor
2030 en daarbij schrapte ze de bindende doelstelling per lidstaat voor
hernieuwbare energie, hoewel ze nog steeds een bindende doelstelling voor
de EU als geheel oplegt om 27% van de energievoorziening uit hernieuwbare
bronnen te voorzien. Ook komt er geen specifieke regulering voor “schaliegas”-technologie, waarbij toch ietwat
meer openheid voor technologische ontwikkeling blijkt. De Europese Unie heeft echter
nog een lange weg te gaan in het vrijlaten
van lidstaten om hun eigen energiebeleid te bepalen.
Pieter Cleppe vertegenwoordigt de onafhankelijke
denktank Open Europe in Brussel
www.openeurope.org.uk
www.openeurope.org.uk
No comments:
Post a Comment