Friday, May 23, 2014

Vijf Mythes over het Europees Parlement



Gepubliceerd op Knack.be
De volgende vijf mythes omtrent het Europees Parlement blijven hardnekkig voortwoekeren. Tijd om ze te ontkrachten. 

1.      “De burgers hebben geen interesse in Europa omdat ze te weinig geïnformeerd zijn”

De Europese Unie geeft fortuinen aan belastinggeld uit aan communicatie in alle mogelijke vormen, al dan niet objectief.  Het Europees Parlement zelf gaf zo maar even 20 miljoen euro uit aan zijn bezoekerscentrum, het “Parlementarium”. Daarbovenop geeft het nog eens een 20 miljoen euro per jaar uit aan het financieren van bezoeken door burgers aan het parlement. Elk parlementslid kan een 100-tal bezoekers uitnodigen per jaar, op kosten van de belastingbetaler, waarbij assistenten in 2012 maar liefst twee derde van dat geld door middel van enveloppes met cash uitbetaalden, niet per overschrijving. Blijkbaar zijn er zelfs geen uitgaven-bewijzen vereist. Het Parlement geeft bovendien 56 miljoen euro uit aan een nieuw museum, het “Huis van de Europese geschiedenis”. Waarom een Parlement een museum moet hebben is maar de vraag. Media allerhande kregen tenslotte ook 3 miljoen euro van het EP om te berichten over de parlementaire activiteiten.
Er is echter geen correlatie tussen het gebrek aan opkomst voor de Europese Parlementsverkiezingen (met 43% op een absoluut dieptepunt in 2009), toch een indicatie van de “interesse” van de bevolking enerzijds en kennis over de EU anderzijds. Dat toont onderstaande grafiek aan. In Roemenië is 81% van de bevolking op de hoogte van het bestaan van het Europees Parlement en in Slovakije 79%, maar de opkomst lag er in 2009 op respectievelijk 28% en 20%. Integendeel lijkt het er op dat hoe meer de burger over “Europa” (de instellingen, niet het continent) te weten komt, hoe kritischer en meer ontgoocheld die wordt. Denken we maar aan de eurocrisis, toen de EU, de ECB, de Trojka & co  voorpaginanieuws werden in nagenoeg elke lidstaat. De eurocraten hadden zich de lang verhoopte “interesse in Europa” wellicht wel anders voorgesteld.


2.      “Het Europees Parlement oefent controle uit op het Europees beslissingsproces”
Het Europees Parlement heeft heel wat macht verworven over de jaren, maar de belangrijkste bevoegdheid is toch nog altijd het recht om geen goedkeuring (“kwijting”) te verlenen aan de begroting van de EU, die bijna 1000 miljard euro over zeven jaar bedraagt. Ondanks het feit dat de Europese Rekenkamer verleden jaar voor het negentiende jaar op rij weigerde  om een “positieve betrouwbaarheidsverklaring” af te geven, wegens de al te hoge foutenmarge bij EU-uitgaven (in 2012 voor een bedrag van maar liefst 6,7 miljard euro, wat 4,8% van de uitgaven vertegenwoordigt), en het EP dat ook erkent, geeft een meerderheid van de europarlementsleden toch steeds goedkeuring. Al in 1997 klaagde Pim Fortuyn (video hier, vanaf 4’50) dat het EP de kritiek van de Rekenkamer gewoon negeerde. 

Zou het dan misschien onverantwoord zijn om geen goedkeuring te verlenen aan die begroting? Dat vinden drie lidstaten alvast niet. De regeringen van Nederland, Zweden en Groot-Brittannië weigeren sinds een paar jaar om die goedkeuring te verlenen. Ze stellen dat "een foutenmarge van 4,8% sterk boven de aanvaardbare marge van 2% ligt." Ondertussen schieten europarlementsleden van partijen die deel uitmaken van die regeringscoalities hun eigen regering in de rug. Althans dat is het geval voor de parlementsleden van de Nederlandse regeringscoalitie:

-          EP-leden van VVD, CDA en PvdA stemden de laatste 2 keer steeds voor de kwijting, tegen de Nederlandse regering in 

-          EP-leden van VVD (Jan Mulder althans, Hans van Baalen stemde niet), CDA en PvdA wezen het compromis dat Mark Rutte samen met andere Noordelijke lidstaten binnenhaalde voor een lagere langetermijnbegroting tussen 2014-20 af (ze wilden niet dat geld van 2014-20 gebruikt werd om de gaten in de begroting van 2013 te dichten, en kregen uiteindelijk ook meer geld voor 2013) (zie hier: nr. 5)
-          De CDA’ers in het EP stemden in 2012 voor meer geld voor de EU-begroting voor 2013 (nr. 41, hier), ingaand tegen de Nederlandse regeringscoalitie waar CDA toen deel van uitmaakte 

Ook de eigen uitgaven van het Europees Parlement, die stegen van 1,4 miljard euro in 2008 tot 1,75 miljard euro in 2014, staan bol van verspillingen en gebrek aan transparantie. Voor de liefhebbers: Express.be geeft hier een mooi overzicht van enkele voorbeelden die we met Open Europe aan het daglicht brachten. Meest schandalig is ongetwijfeld hoe de parlementsleden maar liefst 4000 euro per maand ontvangen als “vergoeding voor algemene uitgaven” op hun persoonlijke rekening, bedoeld voor kopies en krantenabonnementen. Ze hoeven hiervoor echter geen betalingsbewijzen te verzamelen, dus vele parlementsleden beschouwen dit als extra loon (wat een meerderheid van het EP hier wel aanklaagt, amendement nr 3). Het moet gezegd dat alle Nederlandse parlementsleden, behalve dan blijkbaar GroenLinks en de SGP, dit systeem willen hervormen. Dat er bij een niet-bindende resolutie slechts 288 (48%) voorstanders van een hervorming zijn, en er nog steeds 271 (45%) tegenstemmers zijn, zegt echter veel over de instelling.  

Het EP doet dus zijn werk niet. Het controleert de uitgaven niet, maar vraag integendeel altijd maar meer geld (en macht). Het is nooit genoeg. Ook voor de EU-begroting van 2014 vroeg het EP… meer geld.  Is het dan vreemd dat vele burgers (46% in Nederland, p71) geen vertrouwen in het EP hebben? 

3.      “Geef het Europees Parlement meer macht, en de interesse ervoor zal stijgen” 

Dit is eenvoudig te weerleggen. Een eenvoudige grafiek toont aan dat hoe meer macht de assemblee kreeg, hoe minder kiezers naar de stembus trokken. Tot dusver althans. Met name de stijging in het medebeslissingsrecht dat het Parlement over de jaren heen heeft verkregen is daarvoor verantwoordelijk. Europarlementsleden kunnen echter ook handelsverdragen tegenhouden. Bijvoorbeeld het “TTIP” - handelsverdrag met de V.S. ligt sterk onder vuur. De Duitse CDU-verkozene Elmar Brok gaf al aan dat hij niet zeker was dat er een meerderheid was binnen het EP hiervoor. Handel en Amerika: niet echt de twee zaken waar het gemiddelde europarlementslid warm voor loopt. Dat gaat dan wel ten koste van de economische voordelen die zo'n verdrag brengt voor de geplaagde Europese economieën, ondanks het feit dat het hier gaat om "managed trade", eerder dan echte vrijhandel.




4.      “Het Europees Parlement is democratisch omdat het rechtstreeks wordt verkozen” 

Onzin natuurlijk. Rechtstreeks verkozen worden is slechts één element van democratie. Er is ook nog zoiets als deel uitmaken van een geheel waarbinnen je het legitiem vindt om in de minderheid te worden gestemd, een zogenaamd “demos”, zoals het Duitse Grondwettelijk Hof het stelde. Een extreem voorbeeld: Als Nederland zou deel uitmaken van China als provincie, zouden beslissingen van dat Nederlands-Chinese Parlement niet bepaald veel steun genieten in Nederland, gezien de kleine invloed die de Nederlandse provincie zou hebben.  Misschien realistischer: als het EP opeens bij meerderheid aan de Duitsers zou opleggen om voortaan kernenergie te gebruiken, zouden de Duitsers, die zoals bekend al dan niet terecht huiverachtig staan hiertegenover, dit niet pikken. Uiteraard kan de democratische legitimiteit vergroot worden door ervoor te zorgen dat enkel zaken die het geheel van de EU aanbelangen, volgens het principe van de “subsidiariteit”, door dat parlement worden beslist, maar het Europees Parlement heeft een obsessie voor het regelen van details. Zo stemde het in oktober 2013 voor een verbod op chocolade-sigaretten, op voorstel trouwens van twee Nederlandse europarlementsleden, Esther de Lange (CDA) en Gerben-Jan Gerbrandy (D66). Het EP veranderde later zijn opstelling, onder druk van de lidstaten, die toch nog iets minder op een eigen planeet leven.

5.      “Een door het Parlement verkozen voorzitter van de Commissie zal de burger dichter bij de EU brengen”

“De burger dichter bij de EU brengen” wordt vaak als doelstelling vooropgesteld, maar veel burgers willen net in de eerste plaats minder met de EU, of tenminste met diens overvloedige regelgeving te maken hebben. Een nieuwe peiling door FTI Consulting in verschillende lidstaten toont aan dat meer dan 70% van de bevolking denkt dat EU-regels de economie schade toebrengen. Met Open Europe toonden we al aan dat ongeveer twee derde van de regulering voor 500 miljoen Europeanen op het Europese niveau tot stand komt. De geschatte kost daarvan, los van enige voordelen, is maar liefst 92 miljard euro per jaar. Om daar iets aan te doen, is het niet genoeg om een Commissieprogramma op te zetten voor betere regelgeving (REFIT), maar moeten nationale parlementen via een rode kaart al te ingrijpende EU beslissingen kunnen tegenhouden, iets waar de Minister van Buitenlandse Zaken, Frans Timmermans, voorstander van is. Nu bestaat er een gele kaart - systeem waarbij nationale parlementen enkel kunnen waarschuwen, maar de Europese Commissie en Europees Parlement kunnen die waarschuwing gewoon negeren, wat ze recent trouwens deden met het protest door nationale parlementen uit elf lidstaten tegen een “Europees Openbaar Ministerie”. 

Op initiatief van het EP (uit de koker van Klaus Welle, een topambtenaar van het EP, die voor zichzelf zelfs een aparte rang invoerde, AD99) werd een systeem opgezet van voorverkiezingen om voorzitter van de Europese Commissie te worden, met “spitzenkandidaten” genomineerd door de fracties binnen het EP. Het EU Verdrag verplicht de lidstaten echter enkel om een beslissing te nemen “Rekening houdend met de verkiezingen voor het Europees Parlement” . Geen woord over Spitzenkandidaten of welke verkiezingsprocedure het EP ook op de proppen mee komt. De regeringen kunnen deze vage juridische passage de facto volledig negeren, al zullen ze wellicht wel een kandidaat kiezen uit de grootste politieke fractie binnen het EP. 

De voorzitter van de Europese Commissie en zijn Commissarissen zouden in feite geen politicus moeten zijn, laat staan rechtstreeks of onrechtstreeks verkozen worden. Integendeel zouden ze ambtelijke uitvoerders moeten zijn, die nauwgezet de lidstaten erop moeten wijzen de Europese Verdragen uit te voeren, zoals bijvoorbeeld het vervolmaken van de Europese binnenmarkt voor diensten, iets waar de lidstaten zich via het EU Verdrag hebben toe verbonden. Ze moeten geen toespraken houden of interviews geven waarbij ze te pas en te onpas om meer macht en meer geld voor de EU vragen. Ze zouden de lidstaten er enkel op moeten wijzen de protectionistische elementen van hun wetgeving af te schaffen, en moeten zo weinig mogelijk met allerlei harmoniserende maatregelen op de proppen komen die de onvrede over de EU enkel maar aanzwengelen. 

Conclusie: de besproken mythes dienen om het bestaansrecht van het Europees Parlement te rechtvaardigen. Het zou echter fout zijn om de vele goede zaken waar de EU toe bijdraagt, zoals bijvoorbeeld het recht om over de grenzen heen te reizen, te kopen en te verkopen, te laten discrediteren door de tekortkomingen van het Europees Parlement.



No comments: