Gepubliceerd op Knack.be
De volgende vijf mythes omtrent het Europees
Parlement blijven hardnekkig voortwoekeren. Tijd om ze te ontkrachten.
1.
“De
burgers hebben geen interesse in Europa omdat ze te weinig geïnformeerd zijn”
De Europese Unie geeft fortuinen
aan belastinggeld uit aan communicatie in alle mogelijke
vormen, al
dan niet objectief. Het Europees Parlement zelf gaf
zo maar even 20 miljoen euro uit aan zijn bezoekerscentrum, het “Parlementarium”.
Daarbovenop geeft het nog eens een 20 miljoen euro per jaar uit
aan
het financieren van bezoeken door burgers aan het parlement. Elk parlementslid
kan een 100-tal bezoekers uitnodigen per jaar, op kosten van de
belastingbetaler, waarbij assistenten in 2012 maar liefst twee derde van dat
geld door
middel van enveloppes met cash uitbetaalden, niet per
overschrijving. Blijkbaar zijn
er zelfs geen uitgaven-bewijzen vereist. Het Parlement geeft
bovendien 56 miljoen euro uit aan een nieuw museum, het “Huis van de Europese
geschiedenis”. Waarom een Parlement een museum moet hebben is maar de vraag. Media
allerhande kregen tenslotte ook 3 miljoen euro van het EP om te berichten over
de parlementaire activiteiten.
Er is echter geen correlatie tussen het gebrek aan
opkomst voor de Europese Parlementsverkiezingen (met 43% op een absoluut
dieptepunt in 2009), toch een indicatie van de “interesse” van de bevolking
enerzijds en kennis over de EU anderzijds. Dat toont onderstaande grafiek aan.
In Roemenië is 81% van de bevolking op de hoogte van het bestaan van het
Europees Parlement en in Slovakije 79%, maar de opkomst lag er in 2009 op
respectievelijk 28% en 20%. Integendeel lijkt het er op dat hoe meer de burger
over “Europa” (de instellingen, niet het continent) te weten komt, hoe
kritischer en meer ontgoocheld die wordt. Denken we maar aan de eurocrisis,
toen de EU, de ECB, de Trojka & co
voorpaginanieuws werden in nagenoeg elke lidstaat. De eurocraten hadden zich
de lang verhoopte “interesse in Europa” wellicht wel anders voorgesteld.
2.
“Het
Europees Parlement oefent controle uit op het Europees beslissingsproces”
Het Europees Parlement heeft heel wat macht
verworven over de jaren, maar de belangrijkste bevoegdheid is toch nog altijd
het recht om geen goedkeuring (“kwijting”)
te verlenen aan de begroting van de EU, die bijna 1000 miljard euro
over zeven jaar bedraagt. Ondanks het feit dat de
Europese Rekenkamer verleden jaar voor het negentiende jaar op rij weigerde om een “positieve betrouwbaarheidsverklaring”
af te geven, wegens de al te hoge foutenmarge bij EU-uitgaven (in 2012 voor een
bedrag van maar liefst 6,7 miljard euro, wat 4,8% van de uitgaven
vertegenwoordigt), en het EP dat ook erkent,
geeft een meerderheid van de europarlementsleden toch steeds goedkeuring. Al in
1997 klaagde Pim Fortuyn (video
hier,
vanaf 4’50) dat het EP de kritiek van de Rekenkamer gewoon negeerde.
Zou het dan misschien onverantwoord zijn om geen
goedkeuring te verlenen aan die begroting? Dat vinden drie lidstaten alvast
niet. De regeringen van Nederland, Zweden en Groot-Brittannië weigeren sinds
een paar jaar om die goedkeuring te verlenen. Ze stellen
dat "een foutenmarge van 4,8% sterk boven de aanvaardbare marge van 2%
ligt." Ondertussen schieten europarlementsleden van partijen die deel
uitmaken van die regeringscoalities hun eigen regering in de rug. Althans dat
is het geval voor de parlementsleden van de Nederlandse regeringscoalitie:
-
EP-leden van VVD, CDA en PvdA stemden
de laatste 2 keer steeds
voor de kwijting, tegen de Nederlandse regering in
-
EP-leden van VVD (Jan Mulder althans,
Hans van Baalen stemde niet), CDA en PvdA wezen het compromis dat Mark Rutte
samen met andere Noordelijke lidstaten binnenhaalde voor een lagere langetermijnbegroting
tussen 2014-20 af (ze wilden
niet dat geld van 2014-20 gebruikt werd om de gaten in de begroting van 2013 te
dichten, en kregen uiteindelijk ook meer geld voor 2013) (zie
hier: nr. 5)
-
De CDA’ers in het EP stemden in 2012 voor
meer geld voor de EU-begroting voor 2013 (nr. 41, hier),
ingaand tegen de Nederlandse regeringscoalitie waar CDA toen deel van uitmaakte
Ook de eigen uitgaven van het Europees Parlement,
die stegen van 1,4 miljard euro in 2008 tot 1,75 miljard euro in 2014, staan
bol van verspillingen en gebrek aan transparantie. Voor de liefhebbers:
Express.be geeft hier
een mooi overzicht van enkele voorbeelden die we met Open Europe aan het
daglicht brachten. Meest schandalig is ongetwijfeld hoe de parlementsleden maar
liefst 4000 euro per maand ontvangen als “vergoeding voor algemene uitgaven” op
hun persoonlijke rekening, bedoeld voor kopies en krantenabonnementen. Ze
hoeven hiervoor echter geen betalingsbewijzen te verzamelen, dus vele
parlementsleden beschouwen dit als extra loon (wat een meerderheid van het EP hier
wel aanklaagt, amendement nr 3). Het moet gezegd dat alle Nederlandse
parlementsleden, behalve
dan
blijkbaar GroenLinks en de SGP, dit systeem willen hervormen. Dat er bij een
niet-bindende resolutie slechts 288 (48%) voorstanders van een hervorming zijn,
en er nog steeds 271 (45%) tegenstemmers zijn, zegt echter veel over de
instelling.
Het EP doet
dus zijn werk niet. Het controleert de uitgaven niet, maar
vraag integendeel altijd maar meer geld (en macht). Het is nooit
genoeg. Ook voor de EU-begroting van 2014 vroeg het EP…
meer geld. Is het dan vreemd dat vele
burgers (46%
in Nederland, p71) geen vertrouwen in het EP hebben?
3.
“Geef
het Europees Parlement meer macht, en de interesse ervoor zal stijgen”
Dit is eenvoudig te weerleggen. Een eenvoudige
grafiek toont aan dat hoe meer macht de assemblee kreeg, hoe minder kiezers
naar de stembus trokken. Tot dusver althans. Met name de stijging
in het medebeslissingsrecht dat het Parlement over de jaren
heen heeft verkregen is daarvoor verantwoordelijk. Europarlementsleden kunnen
echter ook handelsverdragen tegenhouden. Bijvoorbeeld het “TTIP” -
handelsverdrag met de V.S. ligt sterk onder vuur. De Duitse CDU-verkozene Elmar
Brok gaf
al aan dat hij niet zeker was dat er een meerderheid was binnen
het EP hiervoor. Handel en Amerika: niet echt de twee zaken waar het gemiddelde
europarlementslid warm voor loopt. Dat gaat dan wel ten koste van de
economische voordelen die zo'n verdrag brengt voor de geplaagde Europese
economieën, ondanks het feit dat het hier gaat om "managed trade",
eerder dan echte vrijhandel.
4.
“Het
Europees Parlement is democratisch omdat het rechtstreeks wordt verkozen”
Onzin natuurlijk. Rechtstreeks verkozen worden is
slechts één element van democratie. Er is ook nog zoiets als deel uitmaken van
een geheel waarbinnen je het legitiem vindt om in de minderheid te worden
gestemd, een zogenaamd “demos”, zoals het Duitse Grondwettelijk Hof het stelde.
Een extreem voorbeeld: Als Nederland zou deel uitmaken van China als provincie,
zouden beslissingen van dat Nederlands-Chinese Parlement niet bepaald veel steun
genieten in Nederland, gezien de kleine invloed die de Nederlandse provincie
zou hebben. Misschien realistischer: als
het EP opeens bij meerderheid aan de Duitsers zou opleggen om voortaan
kernenergie te gebruiken, zouden de Duitsers, die zoals bekend al dan niet
terecht huiverachtig staan hiertegenover, dit niet pikken. Uiteraard kan de
democratische legitimiteit vergroot worden door ervoor te zorgen dat enkel
zaken die het geheel van de EU aanbelangen, volgens het principe van de
“subsidiariteit”, door dat parlement worden beslist, maar het Europees
Parlement heeft een obsessie voor het regelen van details. Zo stemde het in
oktober 2013 voor
een verbod op chocolade-sigaretten, op voorstel trouwens van
twee Nederlandse europarlementsleden, Esther de Lange (CDA) en Gerben-Jan
Gerbrandy (D66). Het EP veranderde later zijn opstelling, onder druk van de
lidstaten, die toch nog iets minder op een eigen planeet leven.
5.
“Een
door het Parlement verkozen voorzitter van de Commissie zal de burger dichter
bij de EU brengen”
“De burger dichter bij de EU brengen” wordt vaak als
doelstelling vooropgesteld, maar veel burgers willen net in de eerste plaats
minder met de EU, of tenminste met diens overvloedige regelgeving te maken
hebben. Een nieuwe peiling
door FTI Consulting in verschillende lidstaten toont aan dat meer dan 70% van
de bevolking denkt dat EU-regels de economie schade toebrengen. Met Open Europe
toonden we al aan dat ongeveer twee
derde van de regulering voor 500 miljoen Europeanen op
het Europese niveau tot stand komt. De geschatte kost daarvan, los van enige
voordelen, is maar liefst 92 miljard euro per jaar. Om daar iets aan te doen,
is het niet genoeg om een Commissieprogramma op te zetten voor betere
regelgeving (REFIT),
maar moeten nationale parlementen via een rode
kaart al te ingrijpende EU beslissingen kunnen
tegenhouden, iets waar de Minister van Buitenlandse Zaken, Frans Timmermans, voorstander
van is. Nu bestaat er een gele kaart - systeem waarbij nationale parlementen
enkel kunnen waarschuwen, maar de Europese Commissie en Europees Parlement
kunnen die waarschuwing gewoon negeren, wat ze recent trouwens deden met het protest
door nationale parlementen uit elf lidstaten tegen een “Europees Openbaar
Ministerie”.
Op initiatief van het EP (uit
de koker van Klaus Welle, een topambtenaar van het
EP, die voor zichzelf zelfs een aparte rang invoerde, AD99)
werd een systeem opgezet van voorverkiezingen om voorzitter van de Europese
Commissie te worden, met “spitzenkandidaten” genomineerd door de fracties binnen
het EP. Het EU Verdrag verplicht de lidstaten echter enkel om een beslissing te
nemen “Rekening
houdend met de verkiezingen voor het Europees Parlement”
. Geen woord over Spitzenkandidaten of welke verkiezingsprocedure het EP ook op
de proppen mee komt. De regeringen kunnen deze vage juridische passage de facto
volledig negeren, al zullen ze wellicht wel een kandidaat kiezen uit de
grootste politieke fractie binnen het EP.
De voorzitter van de Europese Commissie en zijn
Commissarissen zouden in feite geen politicus moeten zijn, laat staan
rechtstreeks of onrechtstreeks verkozen worden. Integendeel zouden ze ambtelijke
uitvoerders moeten zijn, die nauwgezet de lidstaten erop moeten wijzen de
Europese Verdragen uit te voeren, zoals bijvoorbeeld het vervolmaken van de
Europese binnenmarkt voor diensten, iets waar de lidstaten zich via het EU
Verdrag hebben toe verbonden. Ze moeten geen toespraken houden of interviews
geven waarbij ze te pas en te onpas om meer macht en meer geld voor de EU
vragen. Ze zouden de lidstaten er enkel op moeten wijzen de protectionistische
elementen van hun wetgeving af te schaffen, en moeten zo weinig mogelijk met
allerlei harmoniserende maatregelen op de proppen komen die de onvrede over de
EU enkel maar aanzwengelen.
Conclusie:
de besproken mythes dienen om het bestaansrecht van het Europees Parlement te
rechtvaardigen. Het zou echter fout zijn om de vele goede zaken waar de EU toe
bijdraagt, zoals bijvoorbeeld het recht om over de grenzen heen te reizen, te kopen
en te verkopen, te laten discrediteren door de tekortkomingen
van het Europees Parlement.
No comments:
Post a Comment