Tuesday, December 01, 2020

De “Conferentie over de Toekomst van Europa”: een kans om de EU te herdenken?

Gepubliceerd op Doorbraak.be 

De “Conferentie over de Toekomst van Europa”: een kans om de EU te herdenken?

Binnenkort start op Europees niveau de zogenaamde “Conferentie over de Toekomst van Europa”. De bedoeling hiervan is om overeenstemming te vinden over de vroeg hoe de Europese Unie er binnen tien tot twintig jaar moet uitzien, welke bevoegdheden ze dient te hebben en wat het beste besluitvormingsproces is. Het is de bedoeling niet enkel de Europese en nationale instellingen te betrekken in dit proces, of de zogenaamde “sociale partners”, maar evenzeer individuele burgers, via een soort “thematische agora’s”,  als het aan het Europees Parlement ligt, tenminste. In het verleden leken dergelijke vormen van burgerinspraak vooral op een praatbarak.

De conferentie lijkt te moeten passen in een lange traditie van wijzigingen van de Europese Verdragen, sinds de “Europese Akte” in de jaren ’80. Telkens opnieuw werden dergelijke verdragswijzigingen gekenmerkt door steeds meer transfers van macht en financiën naar het EU-niveau. Dat is opnieuw de overduidelijke intentie van vele actoren.

De laatste grote verdragswijziging op EU-niveau - het “Verdrag van Lissabon” - werd uiteindelijk goedgekeurd, maar slechts zeer moeizaam. Ook hier ging in 2002 een zogenaamde “Conventie over de Toekomst van Europa” aan vooraf, voorgezeten door de onlangs overleden voormalige Franse President Valéry Giscard d’Estaing. De uitkomst hiervan was de “Europese Grondwet”, waarbij Giscard de “Euro-federalistische” agenda “top-down” doorduwde. De Grondwet werd echter door de Franse en Nederlandse kiezer in referenda weggestemd in 2005. Zodra echte burgerinspraak mogelijk is, lijken burgers toch niet zo dociel.

Onder impuls van de net aan de macht gekomen Duitse Kanselier Angela Merkel werd echter besloten om dit signaal te negeren, en zette men alle zeilen bij om de inhoud van de Europese Grondwet – zonder enkele symbolen dan – eenvoudigweg over te nemen in een nieuw Verdrag, het Verdrag van Lissabon. De Franse en Nederlandse regeringen, die bij hoog en laag bleven beweren dat het om een nieuwe inhoud ging en dat men dus wel degelijk de referenda respecteerde, moeten ontzet zijn geweest toen Valéry Giscard d’Estaing hier in 2007 leukweg over zei dat “de voorgestelde institutionele hervormingen allemaal te vinden zijn in het Verdrag van Lissabon. Deze werden enkel op een andere manier geordend”. Het Verdrag voorzag in elk geval - net zoals de Verdragen van Nice en Amsterdam daarvoor - het schrappen van veto’s en het creëren van nieuwe Europese bureaucratie, deze keer een permanent voorzitterschap van de Europees Raad van staats- en regeringsleiders en een soort van Europese “Minister van Buitenlandse Zaken”.  

In 2008 stemden dan ook nog eens de Ieren tegen het Verdrag van Lissabon, waarna ze werden gevraagd om een jaar later nog eens te gaan stemmen. Ook bij het Verdrag van Nice kregen de Ieren overigens de “kans” om het “juiste antwoord” te geven in een tweede referendum. Het inmiddels beruchte Verdrag sneuvelde dan nog bijna bij de nationale ratificatie, toen David Cameron in 2009 als Brits oppositieleider vroeg aan de Tsjechische President Václav Klaus om te wachten het document te ondertekenen tot Cameron aan de macht zou komen, in mei 2010. Klaus bezweek echter onder de druk en tekende.

De ervaring draagt er toe bij dat vele regeringen op dit moment sceptisch staan ten opzichte van een nieuw rondje Europese verdragswijziging, ook gezien het feit dat er in heel wat lidstaten een referendum kan nodig zijn. Frankrijk en Duitsland zouden wel open staan voor verdragswijziging, wat opmerkelijk is.

Op dit moment is er vooral aandacht voor wie het postje krijgt van voorzitter van de Conferentie.  Fundamenteel is het volgens mij echter wel een goed idee om eens na te denken welke Europese Unie we nu precies willen. Een rode draad is dat er grote meningsverschillen bestaan tussen de Europese lidstaten over de meeste belangrijke thema’s. Dat zou moeten leiden tot de conclusie dat een nieuw rondje schrappen van veto’s tot heel wat ongenoegen zal leiden.

Energiebeleid kan hiervoor als eerste voorbeeld gelden. Frankrijk en Duitsland staan hier tegenover elkaar wat betreft het erkennen van nucleaire energie als “groen”. Ook binnen de Benelux zijn er verschillen: de nieuwe Belgische regering is – jammer genoeg - tegenstander, terwijl de grootste Nederlandse regeringspartij, VVD, nieuwe kerncentrales wil.

Ook op vlak van de aanpak van de “digitale sector” moet men niet ver kijken om verschillen te ontdekken tussen: Luxemburg is tegen het belasten van digitale ondernemingen, België voor en de Nederlandse regering staat ergens tussenin. 

Voorts is ook op vlak van de interne markt keer op keer gebleken hoe belangrijk het is voor kleine landen om toch de eigen vrijheid te behouden een eigen fiscaal beleid te kunnen voeren, alsook om regels op maat te kunnen uitvaardigen.

Met betrekking tot het eerste wordt het Europese niveau steeds agressiever, waarbij Commissaris voor concurrentiebeleid Margrethe Vestager sinds 2014 kruistochten voert tegen belasting-akkoorden met grote ondernemingen door de Benelux-landen en Ierland. Volgens haar zouden die akkoorden niet openstaan voor alle ondernemingen en daarmee oneerlijke staatssteun zijn. Gelukkig werd ze door de hoogste Europese rechtbank al enkele malen teruggefloten. Het is treurig om te moeten vaststellen dat de Europese Commissie bijzonder enthousiast is om actie te ondernemen bij dergelijke twijfelgevallen, maar ondertussen flagrante schendingen van het verbod op staatssteun, ook voor de Corona-crisis, ongemoeid laat. Zo mocht Frankrijk een scheepswerf nationaliseren, om die te beschermen tegen een Italiaanse overname, en mocht Italië een bank belastinggeld toestoppen.

Voorts is ook het uitvaardigen van eigen regels cruciaal voor kleinere landen. Binnen de EU was geen enkel land op dit vlak zo succesvol als Luxemburg, dat een waar financieel centrum heeft weten uit te bouwen voor "asset management", maar ook sinds 2017 een bijzonder vooruitstrevende wetgeving heeft om commercialisering van de ruimte te faciliteren, waarbij de wetgeving in Luxemburg mede door de beperktere douanetarieven zelfs meer mogelijkheden biedt hiervoor dan die in de V.S. Met de steeds verdergaande harmonisering van Europese regelgeving, wordt de ruimte voor lidstaten om via regelgeving een aantrekkelijk investeringsklimaat aan te bieden echter steeds kleiner. 

Harmonisatie van regelgeving kan soms wel helpen om handelsbarrières te slopen, maar als dit te ver doorgedreven wordt, wat het geval lijkt wanneer twee derde van de impact van alle regels van het EU-niveau komt, verhindert dit kleinere landen om een dynamisch beleid te voeren. Net het schrappen van nationale veto’s op tal van gebieden zorgde ervoor dat harmonisering relatief makkelijker werd.

Migratie lijkt iets wat bij uitstek op het Europese niveau moet worden geregeld, maar in de afgelopen jaren waren het net nationale beslissingen die chaotische migratiestromen tegengingen. Op EU-niveau kwam men niet verder dan het opleggen van een spreiding binnen de Schengenzone, wat niet enkel onzinnig is, gezien het feit dat er geen paspoortcontroles zijn, maar ook voor nog meer ruzie met Oost-Europa zorgde. Ook de deal van de EU met Turkije, die grotendeels onuitgevoerd bleef, op de transfers naar Turkije na dan, had geen grote invloed.

De beslissing van Griekenland in 2016 om irreguliere migranten die van Turkije naar de Griekse eilanden reisden niet langer toe te laten om via Athene en de Balkan naar Noord-Europa te reizen, zorgde daarentegen voor een grote daling in het aantal verdrinkingsdoden in de Egeïsche Zee. Dat mensen nu in verschrikkelijke omstandigheden vastzitten op die eilanden is uiteraard een schande en moet worden opgelost door het voorzien van een snelle en effectieve asielprocedure, wat ook perfect nationaal kan, al zullen nog ambitieuzer oplossingen nodig zijn.

Europese landen kunnen eventueel wel gezamenlijk optreden om regels voor immigratie waarvoor er wel democratisch draagvlak bestaat – bijvoorbeeld van mensen met geschoolde profielen - te coördineren of om derde landen die weigeren om hun eigen burgers terug te verwelkomen te straffen met minder ontwikkelingshulp – die vaak toch slecht wordt besteed – of minder soepele visa – voorwaarden – vaak iets waar de betrokken regimes persoonlijk nadeel van ondervinden.

Ook het sluizen van nog meer geld naar het Europese niveau is een bijzonder slecht idee. Veel van de 1.000 miljard euro die de EU over 7 jaar uitgeeft wordt verspild aan eigenaars van landbouwgrond, terwijl regionale steunfondsen economisch weinig effect hebben gehad en volgens sommige studies de ontvangende regio’s zelfs hebben geschaad. West-Europese landen kunnen weinig doen aan de ondermijning van de rechtsstaat in vroegere Oostbloklanden, waar soms een soort van democratische en economische hervormingsmoeheid heerst. Het enige wat ze wel kunnen doen, is om geen geld te sturen naar landen met corruptiegevoelige instellingen. Het is zelfs zo ver gekomen dat de leiders van Tsjechië en Hongarije persoonlijk profiteren van Europese fondsen. Met het nieuwe zogenaamde “herstelfonds”, waarbij op Europees niveau schulden worden aangegaan, gaat er zowaar nog meer geld naar Oost-Europa, en natuurlijk ook naar Zuid-Europa, waar volgens de Italiaanse Centrale Bank de georganiseerde misdaad volop werd versterkt als gevolg van Europese fondsen. Kortgezegd: institutionele hervormingen die het opnieuw nog makkelijker maken om grote uitgavenprogramma’s op Europees niveau op te zetten en daarbij de Europese bevolking met nog meer schulden op te zadelen, zijn echt wel het allerlaatste waar we nu nood aan hebben.

Ook het idee om op buitenlands vlak met gemeenschappelijke stem te spreken, zelfs als er geen gemeenschappelijk standpunt is, kan de eigen positie uiteindelijk verzwakken. Op veel vlakken is er verdeeldheid: denk maar aan hoe Italië en Frankrijk zich over Libië positioneren, Duitsland en Frankrijk tegenover Turkije, of Italië en Polen over Rusland. Het is hierbij niet zo dat het ene land “gelijk” heeft en het andere niet. Soms is het beter om te erkennen dat er verschillende benaderingen bestaan. Dit neemt niet weg dat het natuurlijk wel een meerwaarde is om gezamenlijk op te treden wanneer er overeenstemming is, maar daarbij neemt men best de Verenigde Staten, met zijn militaire capaciteit, eveneens mee. Soms lijkt het wel alsof het doel van een gemeenschappelijke Europese veiligheidsaanpak net is om afstand te gaan nemen van de natie met het sterkste leger uit de geschiedenis, terwijl die nu al 75 jaar onze veiligheid garandeert.

Bij een denkoefening over de Europese Unie, zal men dus niet rond de conclusie kunnen dat de centralisatie op sommige vlakken te ver is doorgeschoten, wat reeds tot Brexit leidde, maar ook tot de vele relletjes over geld tussen West en Oost, Zuid en Noord. Terwijl de Europese interne markt Europeanen dichter bij elkaar brengt, zijn transfers tot dusver vooral bron van ruzie gebleken. Als we willen verhinderen dat de Europese Unie tot een ruzie-unie ontaardt, moeten we vooral de fouten bij de vorige Verdragswijzigingen herstellen. Deze keer moet het gaan over schrappen van bureaucratie en herstellen van veto’s op vlak van besluitvorming over regelgeving en transfers. Zo komt het zwaartepunt van de Europese Unie weer te liggen op waar de EU wel werkt: het bieden van een kader voor grensoverschrijdende handel.

 


No comments: