Gepubliceerd op De Dagelijkse Standaard
Sinds de eurocrisis in maart opnieuw losbarstte in
Cyprus, konden de Europese leiders genieten van een relatief kalme periode. Alleszins
genoeg reden voor de Franse President Hollande om midden juni in Japan met
veel aplomb te verklaren:
“De eurocrisis is over”. Hij zei
dit al in december, en hopelijk hechtten toen niet al te
veel Cyprioten waarde aan zijn woorden, want enkele maanden later volgden er
kapitaalcontroles. In zowat elke lidstaat van de eurozone gaat het op dit
moment niet goed. De oorzaken zijn divers, maar er is bijna overal een band met
het bestaan van de Europese eenheidsmunt. Een overzicht.
Griekenland
Terwijl de vorige voorzitter
van de Eurogroep, Jean-Claude Juncker, niet
uitsluit dat er wel eens een derde steunpakket nodig kan
zijn voor Griekenland, is het debat op gang gekomen of het land ook schuldverlichting
krijgt, ditmaal niet op kosten van banken, maar integendeel van belastingbetalers
van de andere eurolanden, die verliezen zouden moeten slikken op hun “leningen”
aan Griekenland. Politici van Duitsland en Nederland zijn hier officieel tegen,
maar sloten verleden jaar wel een akkoord
met
Griekenland waarbij ze zo’n schuldverlichting beloven als Griekenland bepaalde begrotingsdoelstellingen
bereikt. Het noopte Jeroen Dijsselbloem tot een vreemde pirouette: als Minister
van Financiën van Nederland was hij hier tegen,
maar als voorzitter van de Eurogroep stelde hij in de Griekse pers dat het mogelijk
was. De Griekse Minister van Economische Zaken is er in elk geval gerust
in dat de Grieken hun zin krijgen.
Hoe dan ook lijkt het gevolgde
beleid weinig zoden aan de dijk te zetten: Griekenland blijft zitten met een
hopeloos overgewaardeerde munt en te hoge schulden, die voor economische krimp
en enorme werkloosheid zorgen, waarbij twee derde van de jeugd werkloos is. Het
zieke banksysteem krijgt dan wel minder directe steun van de ECB, maar wordt meer
en meer in leven gehouden via het Emergency
Liquidity Assistance (ELA) systeem waarbij de Griekse Centrale
Bank zelf euro’s mag bijdrukken om aan zombiebanken te lenen. Nu de
privatisering van gasbedrijf Depa mislukt
is, lijkt het er minder en minder op dat het land zijn doelstellingen zal
kunnen halen. Het is dan wellicht ook geen toeval dat één van de drie
coalitiepartijen de regering onlangs verliet
na een rel over de staatsomroep, om vanuit de oppositie steun te verlenen aan
het beleid.
Ierland
Al is er officieel opnieuw wel wat groei
is van het “bruto binnenlands product” , dan vertoont het Ierse zogenaamde “bruto
nationaal product“ nog
steeds een
negatief beeld. Dat komt omdat maar een beperkt deel van de winst die bedrijven
zoals Google er maken effectief de Ierse economie ondersteunt. Dit in
combinatie met een bijzonder dramatische emigratie van de jongeren en de
weigering door Europese beleidsmakers om banken overkop te laten gaan en
roekeloze buitenlandse schuldeisers af te straffen. In Ierland werd in februari
een akkoord
bereikt
met de ECB om de terugbetalingskost van de banken-bailout sterk in de tijd uit
te spreiden. De volgende generaties zullen in Ierland dus mogen blijven
afbetalen voor bankschulden die Ierland opbouwde in slechts enkele jaren als
gevolg van het lidmaatschap van de euro, dat het onmogelijk
maakte voor het land om de vastgoedluchtbel te bestrijden door middel van een
rentestijging.
Portugal
De huidige regeringscrisis kwam niet zomaar uit de
lucht vallen. De grootste oppositiepartij zegde de steun voor het Trojka -programma
dat ze zelf onderhandelde reeds verleden maand op.
Ook het Grondwettelijk Hof bemoeilijkt maatregelen en de bevolking is het
gebrek aan beleidsresultaten grondig beu. De werkloosheid scheert hoge toppen
en massaprotesten
volgen zich op. De OESO voorspelt
dat de regering de begrotingsdoelstellingen alweer niet zal halen, omwille van slabakkende
economie. Het herstel aan concurrentiekracht nu is al een jaar gestopt en de
trend is zelfs weer
aan het keren. De totale private en publieke schuld
bedraagt een zware 300 procent van het BBP, bijna zo groot als in Ierland. Aangezien
de Trojka – doelstellingen wellicht niet
zullen worden gehaald, mag de Europese belastingbetaler zich
dan ook gaan opmaken voor een nieuw rondje
noodhulp.
Spanje
Ook Spanje staat er niet goed voor. Economische
krimp en slechte
vooruitzichten, hoge werkloosheid (vlot over
de 50 procent bij jongeren), en dan hebben we het nog
niet over Spanje’s bankenprobleem
gehad: banken met nog heel wat waardeloze activa en grote financieringsnoden,
net zoals de Spaanse overheid. Met zijn – loutere - belofte voor onbeperkte
steun vanuit de ECB via het “OMT”- programma om overheidsobligaties van landen
in crisis op te kopen heeft ECB voorzitter Mario Draghi sinds september 2012 de
markten kunnen kalmeren, maar op een bepaald ogenblik zal dit worden getest. Peilingen
in Duitsland wijzen op enorme tegenstand van de bevolking tegen dergelijke ECB
– avonturen. Het feit dat een kurkdroog boek
van de Duitse econoom Hans-Werner Sinn over monetaire beleid er een bestseller
kan worden zegt wellicht alles over hoe groot de kansen zijn om het Duitse
kapitaal effectief te gebruiken om bodemloze putten in het buitenland te
dempen. Tenzij men gelooft dat Spanje er helemaal niet zo slecht voorstaat en
al die steun niet nodig zal zijn, wordt OMT – en daarmee de eurozone - vroeg of
laat getest.
Italië
Wat voor Spanje geldt, is gedeeltelijk ook het geval
voor Italië: economische krimp, een overgewaardeerde munt, veel
te weinig regeringsactie om daar via hervormingen iets aan te
doen en jeugdwerkloosheid die nu toch ook 40 procent bedraagt. De
waarschuwingen van de industriefederaties volgen elkaar op, maar de belofte van
Mario Draghi heeft de Italiaanse rentekosten sterk doen dalen.
Toch schrijven we het land best niet te snel af. De
Italiaanse industriële basis, hoewel krimpend,
is heel sterk en de private rijkdom groot,
niet enkel in vergelijking met Spanje, maar ook in de vergelijking met de rest
van de wereld. De Italiaanse “unfunded liabilities”, een berekening die de ware
grootte van de overheidsschuld weergeeft aangezien het alle beloftes van de
welvaartsstaat in ogenschouw neemt, waren
in 2011 met 364% van het BBP in 2011 lager dan die van Frankrijk (549%) of
Duitsland (418%). Dit alles kan de Duitsers wel eens doen besluiten dat de
Italianen het best wel alleen kunnen redden, wanneer OMT getest wordt, zeker
wanneer wordt teruggedacht aan die – vreemde
- cijfers van de ECB die zouden aantonen dat Italianen heel wat rijker zouden
zijn dan Duitsers en Nederlanders.
Cyprus
Wat niet mag verbazen is dat sinds de kapitaalcontroles
ingevoerd werden in maart, de Cypriotische bankrekeningen leeg
lopen.
Is een Cypriotische euro daarom nog wel een euro? Het ziet er alleszins naar
uit dat het land zijn status als financieel centrum zal verliezen en
voornamelijk op toerisme beroep zal moeten doen. Geopolitiek dreigt het zich
ook naar Rusland te wenden. De economische groei (of liever “krimp”) –
vooruitzichten zijn ronduit slecht. Ondertussen worden de zaken draaiende
gehouden door de Europese
noodsteun, en wordt het failliete bankensysteem onderhouden
via ELA leningen. Dat zijn leningen door de Cypriotische Centrale Bank aan
private banken, die tot het losbarsten van de crisis al voor
9 miljard euro werden verstrekt, ondanks de zeer
ongezonde staat van de twee grootste banken, zonder dat binnen de ECB een twee
derde meerderheid dit tegenhield. In theorie zijn dit geen schuldvorderingen
van de ECB, maar van
de
Cypriotische Centrale Bank. Gezien het feit dat er een taboe rust op een
euro-exit, zullen mogelijke verliezen op ELA-leningen echter gedragen moeten
worden door de andere eurolanden.
Slovenië
Hoewel de Sloveense banken klein
zijn in vergelijking met het BBP, dit in tegenstelling tot de situatie in Luxemburg,
Malta en Cyprus, dreigen heel wat leningen aan banken er niet te worden
terugbetaald. Tot dusver slaagden de Sloveneense banken er in om daar provisies
voor aan te leggen maar er is in de toekomst wellicht nog 3,5 miljard euro of
10 procent van het BBP nodig. Naast de onderkapitalisering van de bankensector
is er ook de hoge schuldgraad in de private sector van tegen de 200 procent. De
economie zou dit jaar krimpen
met 2,3 procent. Of dat nu te wijten is aan een overgewaardeerde munt dan wel
aan excessieve (private) schuldgraad, duidelijk moet zijn dat beide factoren
niet in dezelfde mate aanwezig zouden zijn zonder dat eurolidmaatschap van het
land.
Frankrijk
De Franse werkloosheid is op het
hoogste punt sinds de euro werd ingevoerd , al valt het
met 10 procent nog wel mee in vergelijking met Italië, Spanje of Griekenland.
Zorgwekkend is dat de jeugdwerkloosheid
sterk aan het stijgen is, en nu rond de 15 procent bedraagt. Nog zorgwekkender
is de aanhoudende economische krimp
en het gebrek
aan politieke wil om iets aan de Franse concurrentiehandicap te doen, wat tot
spanningen met Duitsland leidt, waar men al te goed beseft dat de zeer lage
rentevoeten waarmee Frankrijk zich
goedkoop kan herfinancieren uiteindelijk indirect via de ECB –OMT belofte aan
de Duitse sterkte te danken zijn. De euro en de directe lijn met de ECB heeft
enerzijds de Franse staat en banken de mogelijkheid tot expansie
geboden, op kap van de kapitaalsbasis binnen de hele eurozone. Die expansie was
echter niet duurzaam, en nu kampen Franse banken met onderkapitalisering
en kan de Franse staat zich geen grote stijging van de rente permitteren.
Het is wellicht gevaarlijk om al te pessimistisch te
zijn over Frankrijk. Voor de ECB met zijn OMT –belofte, van maart tot juli
2012, kwam, was er een duidelijke divergentie tussen enerzijds de Frans-Duits-Belgische
en anderzijds de Spaans-Italiaanse
evolutie van de rente op overheidsobligaties. Dat betekent dat investeerders er
van uitgaan dat Frankrijk economisch gezien de inspanningen aan kan om een munt
met Duitsland te delen, in tegenstelling tot Italië. Of de Franse politici ook
bereid zijn om die inspanningen
te leveren, is maar zeer de vraag. Peilingen laten zien dat het extreem-rechtse
Front National, dat ook tegen de euro is, even
populair zou zijn als de twee grote mainstreampartijen.
België
De Belgische economie kromp verleden jaar, en zou
dit jaar net nog een nulgroei kennen. Sinds de euro werd ingevoerd is er een
verlies aan concurrentiekracht dat zich niet langer vertaalt in een daling van
de waarde van de munt, iets wat in 1993
nog tot besparingen (en extra belastingen) leidde. Een groot probleem is de loonkost,
een oud zeer dat maar niet wordt aangepakt, aangezien het nauw samenhangt met
de financiering van het sociale zekerheidsstelsel. Nieuwe lastenverhogingen hebben
geleid
tot minder inkomsten voor de regering. België ontliep bovendien onlangs maar
net een Europese
boete voor het ontsporende begrotingstekort.
Bovenop de officiële staatsschuld zijn er ook nog de
ook elders bekende verborgen
kost van beloftes op vlak van pensioenen en
gezondheidszorg, alsook de bankgaranties,
een uitloper van het expansieve gedrag van Belgische banken, mede gestimuleerd
door het eurolidmaatschap en de rechtstreekse lijn met de ECB. Besparingen in
België zijn ongetwijfeld makkelijker te realiseren dan in de buurlanden, al is
het maar omdat sinds 2000 het aantal ambtenaren met
bijna 15 procent toenam. Afschaffing van de talrijke
overbodige beleidsniveaus, privatiseringen en saneringen van autonome
overheidsorganen en semi-staatsbedrijven en niet-vervanging van de vele
ambtenaren die in de komende tijd op pensioen gaan zijn economisch makkelijk te
realiseren. De politieke weerstand is echter enorm, wellicht omdat het land ook
zonder hervormingen economisch kan meesurfen met de Duitse economie.
Luxemburg
Te midden van de crisis in Cyprus kwam opeens
Luxemburg in het vizier. De activa van de Luxemburgse banken bedragen maar
liefst 21
keer
het Luxemburgse BBP, terwijl dat voor Cyprus maar 7 keer was. De Luxemburgse
regering reageerde zelfs in een persbericht
dat de vergelijking niet opging omdat de Luxemburgse banken enerzijds in een
veel betere staat zouden zijn, wat plausibel is, en men anderzijds niet het
Luxemburgse BBP maar dat van de hele eurozone als referentiepunt moet nemen.
Dat tweede argument lijkt heel wat minder solide. De minimumgarantie van
100.000 euro spaartegoeden is wel degelijk een nationale verantwoordelijkheid.
Een bankenunie is er nog
lang niet in de eurozone. Als het een troost mag zijn: Het
hoogste gerechtshof van de EFTA oordeelde
begin dit jaar dat de EU-richtlijn enkel de
verplichting oplegt om een beschermingsfonds voor deposito’s aan te leggen. Er
is geen verplichting om spaarders ook effectief te vergoeden, in het geval het
fonds niet zou volstaan. Het Europees Hof van Justitie, dat voor de EU
uitspraak zou moeten doen ingeval er opnieuw zo’n crisis komt, is niet door die
rechtspraak gebonden, maar de EFTA – rechtspraak kan als schot voor de boeg wel
tellen voor zij die hun spaartegoeden in Luxemburg veilig achten.
Malta
Samen met Luxemburg is Malta het enige land in de
eurozone waarvan de activa van de banken in vergelijking met het BBP groter
zijn dan in Cyprus: 8
maal
het BBP. Dezelfde punten gelden zoals bij Luxemburg, al komt er bij Malta
bovenop dat de private
schuld er een hoge 212% van het BBP bedraagt, voornamelijk
door de bedrijvenschuld. Het lijkt er dus op dat de Maltezen al te graag
gebruik hebben gemaakt van de goedkope kredietlijn van de ECB sinds 2008. Dat
hoeft op zich geen probleem te zijn als al die schulden worden terugbetaald, al
zorgt makkelijk geld ook voor investeringsluchtbellen. Gelukkig geniet het land
als één van de weinige landen binnen de muntunie nog positieve
economische groei.
Slovakije
Ook Slovakije kent nog
steeds economische groei, terwijl de private en publieke
schuldgraad er niet acuut problematisch zijn. Het land vervult de functie van
netto-betaler binnen de eurozone, hoewel het minimumloon er minder dan de helft
is van dat in Griekenland. Het protest tegen steun aan eurolidstaten in nood was
dan ook groot, althans voor het aantreden van de nieuwe Slovaakse regering
verleden jaar.
Oostenrijk
In Oostenrijk lijkt de politieke tegenstand tegen de
euro-redding in stijgende lijn. Naast extreem-rechts, dat het in de laatste 20
jaar steeds goed deed, is er sinds een jaar ook “Team Stronach”, een liberale
protestpartij, opgericht door de Oostenrijks-Canadese top-ondernemer Frank
Stronach, die zich ook tegen de euronoodsteun kant. In regionale verkiezingen
en peilingen haalt de partij tot 10 procent van de stemmen. Het wordt uitkijken
of ze een verschil kan maken in de komende nationale verkiezingen deze herfst.
Ondertussen is er ook nog het Oostenrijkse bankensysteem dat ongezonde
trekjes vertoont, onder meer als gevolg van een forse expansie
in de landen van het voormalige Habsburgse Rijk.
Nederland
De hoge private
schuld loopt tegen de 250 procent van het BBP aan, de
economie krimpt
en 1,3 miljoen huishoudens hadden
eind vorig jaar een hypotheekschuld waarvan de waarde die van hun woning
overtreft. Dit land moet samen met Duitsland en Finland de euro redden? De
euro-vijandige Geert Wilders leidt nu reeds een half jaar in de peilingen. Dat wordt interessant,
wanneer de ECB wordt getest. Sommigen denken
dat Nederland zelf de volgende kandidaat wordt voor een steunpakket. Dat is
theoretisch mogelijk, al zouden de Nederlandse pensioenfondsen, die maar liefst
1000 miljard euro beheren
even goed kunnen worden aangesproken, al zit veel van dat geld vast in het buitenland.
De triple A-status van het land komt alleszins meer en meer onder druk. Duitsland en Finland
zullen graag horen dat ze dan maar zelf wat meer zullen moeten bijdragen.
Finland
Finland kende
twee kwartalen van economische krimp, officieel dus een recessie. Besparingen
komen er aan. Het zal de fans van het eurobeleid niet versterken, zeker op een
moment dat de eurosceptische partij van Timo Soini het weer beter doet in de
peilingen na een inzinking en de partij van de Eerste Minister voorbijsnelt
in populariteit. Ondertussen beheersen discussies over de vraag of Finland al
dan niet echt onderpand heeft ontvangen voor steun aan Griekenland het politieke
debat.
Estland
De Estse economie kent economische
groei, al is er een groeivertraging. Het land is bekend
omdat het de concurrentiekracht via interne devaluatie
heeft hersteld na een zware inzinking in 2008, wat het tot groot voorbeeld van
de Europese Commissie heeft gemaakt. Minder bekend is dat die crisis er kwam na
het uiteenspatten van een vastgoedluchtbel, deels omdat
rentevoeten
te
laag waren als gevolg van de koppeling van de Estse munt aan de euro, net
zoals voor
Letland het geval was.
Duitsland
Het heeft een tijdje geduurd, maar nu komt ook
Duitsland gevaarlijk dicht bij economische stagnering. Het land zou dit jaar
maar slechts
0,3 procent groei kennen. Omdat een groot deel van de Duitse export naar
niet-eurolanden gaat, hoeft dit echter niet zo te blijven. Het land kampt met
een ondergewaardeerde munt, wat goed is voor sommige exporteurs, maar slecht
voor importeurs en voor de koopkracht van consumenten. Die laatsten hebben
politiek alvast minder invloed dan de exportlobby en worden in vele analyses schromelijk
over het hoofd gezien. De nieuwe factor in de Duitse politiek, de
anti-euro-formatie “Alternative für Deutschland” lijkt niet boven de
kiesdrempel van 5 procent te zullen uitkomen in de federale verkiezingen in
september, en het vooruitzicht op een grote coalitie tussen Merkel en de socialisten
zorgt dat ze maar een beperkte invloed uitoefenen. Er is echter een herkansing
mogelijk in mei 2014, ter gelegenheid van de verkiezingen voor het Europees
Parlement, waar de kiesdrempel slechts 3 procent zal zijn. Net zoals in
Groot-Britannië met UKIP zou AfD daar wel eens ten volle kunnen profiteren van
de status van protestpartij.
Terwijl Duitsland tegenstribbelt
om een bankenunie op te zetten waarbij de Duitse spaartegoeden zouden worden
ingezet om failliete banken in de rest van Europa te redden, mogen we niet
vergeten dat ook de Duitse banken zelf helemaal niet
zo gezond zijn, inderdaad ook deels als gevolg van de euro,
die als kredietkanon werkte. De helft van de Duitsers willen
dat het Duitse Grondwettelijk Hof de ECB ervan weerhoudt om de euro redden met het
OMT-programma, terwijl slechts een derde er geen probleem mee heeft. Het is
maar een kwestie van tijd voor zich dat politiek ook vertaalt, al dan niet via
AfD.
(Letland)
Een nieuw land komt vanaf 2014 aan boord van het
zwalpende euroschip: Letland. Recente verkiezingen resulteerden
in een grote overwinning van een partij die tegen de euro is en maar liefst 58
procent van de stemmen haalde. Het is echter onwaarschijnlijk dat een referendum-initiatief
om
de regering hier over te laten vallen, succes zal kennen. Net zoals voor
Estland, had
de koppeling van de Letse munt een investeringsluchtbel in de vastgoedsector
tot gevolg, maar ook in Letland was er politieke wil om een interne devaluatie
door te voeren.
Buiten
de eurozone
De discussie in Groot-Brittannië heeft minder
invloed op de eurocrisis dan de eurocrisis heeft op de Britse relatie met de
EU. Belangrijker is echter wat in Polen gebeurt. Het land wordt door de
Duitsers gezien als de reddingsboei om in geval het tot een federaal Europa
komt niet in een door Latijns-Europa gedomineerde politieke unie terecht te
komen. Daarom ook stelde
SPD – leider Steinbrueck onlangs dat er een Frans-Duits-Poolse as moet komen om
Europa te leiden. Daarvoor is het natuurlijk noodzakelijk dat Polen toedtreedt tot
de euro, en dat is helemaal niet meer zeker nu de Poolse Premier Tusk een
referendum over het thema in het vooruitzicht heeft gesteld, dit onder druk van
de oppositie die nodig is om de nodige grondwetswijzigingen aan te brengen. Als
de Polen “neen” stemmen, en twee
derde zouden dat doen, is er een nieuwe reden voor
Duitsland om “neen” te zeggen tegen de transferunie die velen nodig achten om
de euro te redden.
Besluit
De eurocrisis is verre van over, wat ook één van de
redenen was van ECB – voorzitter Mario Draghi om te benadrukken
dat de centrale bank de rentevoeten “voor een langere periode” laag zal houden,
ondanks de zogenaamde
twijfels die Ben Bernanke verspreidt over zijn lage rentebeleid, wat ook een
invloed heeft op de rentevoeten in de eurozone. De emmer blijft ondertussen
maar vollopen en de vraag is wanneer hij overloopt.
Pieter
Cleppe vertegenwoordigt de onafhankelijke denktank Open Europe in Brussel.